35
ook binnen een FMO programma kijken en ook binnen het coördinatieteam. Daar moeten we hard
op in zetten. Dus wat mij betreft kan het overal voor gelden.
DE HEER LIPS:
Krijgen we dan geen Babylonische spraakverwarring? Ik denk dat we toch moeten trachten om,
wat dat betreft, alles onder een noemer te brengen.
MEVROUW HAAGH:
Dat lijkt mij nou juist niet het geval. We zullen te maken krijgen met mensen die tot nu toe al veel
aandacht kregen binnen het armoedebeleid via de ondersteunende mogelijkheden die er zijn om
aan participatie te doen. Die mensen blijven ook hun aandacht verdienen. Dus alle mogelijkheden
voor participatietrajecten en weer werk trajecten en dergelijke, kun je perfect binnen het FMO
programma stimuleren. En een lokaal coördinatieteam heeft ook weer een andere rol. Dus
afstemming is absoluut nodig, maar het is wel belangrijk dat we ook daadwerkelijk alle
instrumenten die we hebben, er gewoon op in gaan zetten. En daar zullen we de komende tijd
vrees ik, nog heel vaak over te spreken komen.
DE VOORZITTER:
Mevrouw Vossenaar.
MEVROUW VOSSENAAR:
Dank u wel voorzitter. Mevrouw Haagh sprak zojuist over de onderwijshuisvesting voor het
primaire onderwijs. Ik ben het helemaal met haar eens als ze het heeft over de wat minder fraaie -
en dan ben ik nog erg eufemistisch - toestand van een aantal scholen. U vraagt naar een soort
masterplan. Ik neem aan dat er op dit moment ook een onderhoudsplan is voor die scholen. Wat
wilt u eigenlijk met een masterplan? Want als daar geen geld bij komt, worden we er allemaal niet
veel wijzer van.
MEVROUW HAAGH:
Wat ons betreft gaat het iets verder dan een onderhoudsplanning. Als we het over basisscholen
hebben, dan hebben we het ook over een zorgfunctie, over een buurtfunctie, over de combinatie
met Centra voor Jeugd en Gezin, om die mogelijkheden ook goed te bekijken en voor alle scholen
in kaart te brengen. Dus het vraagt wat meer.
DE VOORZITTER:
De heer Akinci, GroenLinks.
DE HEER AKINCI:
Voorzitter, mevrouw Haagh had het helemaal aan het begin van haar betoog over starters,
gehandicapten en flexwerkers, die als eerste de dupe worden van een afkalvende arbeidsmarkt.
Het is goed dat u daar aandacht voor vraagt. Maar u zult het toch met mij eens zijn dat dit in
eerste instantie iets is wat landelijk geregeld moet worden door een landelijke overheid. Vindt u
het in dat kader niet ontzettend jammer dat het nou juist de PvdA is, landelijk, die een discussie
over modernisering van ontslagrecht en daarmee de modernisering van de hele arbeidsmarkt al
jarenlang blokkeert?
MEVROUW HAAGH;
Ik vind het heerlijk dat u mij zo hoog acht dat ik mij even in Den Haag voel staan en ik benijd ze
eerlijk gezegd niet want het lijkt me geen makkelijke klus waar ze voor staan. U begint met de
constatering dat het iets voor Den Haag is. Die constatering deel ik niet helemaal met u, want ik
ben mijn betoog begonnen met te zeggen dat het belangrijk is dat iedereen blijft meedoen, ook in
deze tijd. En dat betekent datje op lokaal niveau heel goed moet kunnen stimuleren dat mensen
meedoen aan de samenleving, in welke vorm dan ook. Dat kunnen stages zijn en
participatieprojecten. En dat was waar ik op uit was, om dat bij deze doelgroep vooral heel goed te
blijven inzetten.
DE VOORZITTER:
Mijnheer Boer.
DE HEER AKINICI:
Voorzitter, een aanvullende vraag nog als het mag. Ik zie daar het belang wel van in. Maar volgens
mij kan je niet eindeloos stages blijven aanbieden wanneer bij de eerste de beste economische
krimp of wat dan ook die mensen steeds weer de laan uitvliegen en op die manier geen