105
zijn vele beruchte namen van kinderen die een vreselijk lot ondergaan, terwijl iedereen er langs
komt, gaat kijken, het dan weer doorschuift, enzovoorts. Dat heb ik vorige keer ook gezegd en dat
wil ik hier niet meer herhalen.
Wij zijn blij met dit plan omdat al die kleine instituutjes die gewoon maar bezig zijn vooral met
zichzelf en groter worden, nou in een keer zo groot worden dat ze er niet meer onderuit kunnen.
En de verspilling is minder en het wordt efficiënter.
Wij vinden het ook buitengewoon belangrijk om ook te zien of het ook werkelijk werkt. De vraag
aan de wethouder is: kunt u op een gegeven moment aangeven hoe het zou moeten werken, hoe
er gecontroleerd moet worden, dat al dat geld wat we er terecht in stoppen, ook besteed is aan het
voorkomen van de ellende. Dat is niet alleen het niet voorkomen in de wachtlijst, maar ook een
goede oplossing bieden. Want als je een kind een verkeerde opvoeding geeft, dan heb je daar 50
tot 60 jaar last van. Ga dan maar eens uitrekenen wat dat dan gekost heeft ten opzichte van het
geld wat je er in steekt aan het begin van de rit. Wij hebben hier alle vertrouwen in.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer. Het woord is aan wethouder Heerkens.
WETHOUDER HEERKENS:
Voorzitter, ik zou eerst een paar algemene dingen willen zeggen om de VVD nog te overtuigen.
Maar ik weet niet of het gaat lukken. Heel kort nog: de komst van het Centrum voor Jeugd en
Gezin biedt echt een kans om onze eigen aanpak uit te bouwen en te versterken. En die eigen
aanpak heeft altijd ook de steun van de VVD gehad. Ik weet dat Samen Starten, die vroegtijdige
signalering voor de kinderen van 0 tot 4 jaar, dat we dat altijd met incidentele middelen moesten
doen en laat nu inderdaad minister Rouvoet komen met financiële mogelijkheden met eigenlijk
maar weinig echte verplichtingen, zaken die eigenlijk ook al vrij gewoon zijn in de wereld van de
jeugdgezondheid. En dat betekent dus dat we vooral uitgaan van onze eigen kracht. De succesvolle
aanpak zijn we nu aan het uitrollen naar 12 jaar. Dat doen we dus met een DMO-protocol, een
wetenschappelijke basis. Allerlei mensen die daaraan meewerken worden ook getraind in het
signaleren. Ik denk dat we daar trots op mogen zijn. U heeft dat volgens mij ook altijd
ondersteund. Dus dat is denk ik de kern zoals we dat hier in Breda doen. Vervolgens hebben we
een aantal inlooppunten, hebben we spreekuren in de dorpen, hebben we digitaal een aantal
dingen. De PvdA had het over de haarvaten van de wijken. Ik kan eigenlijk zeggen dat we niet
gediend zijn van de export van de jeugdigen, maar vooral van de import van oplossingen in de
eigen omgeving. Dat staat centraal. En u heeft in de commissie er ook een hartstochtelijk pleidooi
voor gehouden om aan te sluiten bij de vindplaatsen, op de scholen, op de peuterspeelzalen, op de
dagverblijven. Dat is het Centrum voor Jeugd en Gezin. Dat is geen nieuw instituut. Dat zijn de
gewone medewerkers van de GGD, van het maatschappelijk werk, van de thuiszorg, die nu ook al
samenwerken. En die gaan straks zich niet meer kenbaar maken als: ik ben van de thuiszorg en ik
bied alleen dit, en ik ben van de GGZ en ik bied weer iets anders. Nee, zij zijn straks allemaal
medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daar gaat het om. En als een zorgadviesteam
bepaalde dingen signaleert of een leerkracht op school, dan kunnen zij gewoon zorgen dat die
medewerkers daar naartoe komen en dan een hele hoop zorg uit handen nemen. Dat wil ik in
ieder geval nadrukkelijk zeggen.
Ik denk ook dat de doelen duidelijk zijn. Enkele mensen hadden het daar nog over. Het is heel
helder: er staan 50 kinderen op de wachtlijst voor de jeugdzorg, 26 daarvan krijgen geen enkele
vorm van hulp. Dat zijn kinderen die zich toch achter de deur van de zware jeugdzorg bevinden. Ik
ga met de gedeputeerde praten. Wij willen daar zelf inspanning voor leveren, ook financieel. Maar
we willen dat ook van de provincie om te kijken dat deze jeugdigen op die wachtlijst in ieder geval
een alternatieve vorm van hulp krijgen. Maar we hebben ook helder geformuleerd dat voor de
0 tot 4 jarigen ongeveer 300 gezinnen hulp nodig hebben en als we kijken tot de 12 jaar ongeveer
500 gezinnen. Dat gaat op allerlei terreinen, met nanny-projecten, met home start, met spel aan
huis, met intensieve huisbezoeken en met gezinscoaches. Dat staat er allemaal in.
Volgens mij hebben we al heel wat neergezet. Ook de doelen kunt u daar dus helder in zien. Het is
altijd nog voor verbetering vatbaar, maar ik heb ook gezegd dat we 0-metingen zullen doen. Ik
hoop toch dat u erop terugkomt. Ik snap de kritiek landelijk. Ik heb die discussie natuurlijk ook wel
gevolgd. Maar juist door te zeggen: wij profiteren gewoon van die inzet landelijk, we stoppen daar
zelf geld bij en zorgen dat we onze eigen aanpak op zo'n manier toch nog zover krijgen, hebben we
een goede zaak.
Even in de richting van SP. Anonimiteit kan desgewenst. Dat zit er zeker bij. Ook op de spreekuren
ben ik ingegaan, ook in de wijken, in de dorpen, op de scholen, en ook telefonisch 24 uur, ik denk
dat dat ook heel belangrijk is.
Het CDA zit vooral op het proces. U heeft het nog even over de financiële vertaling. Daar wil ik toch
zeggen dat, als u kijkt naar het meerjarenperspectief en als u kijkt naar de verschillende posten,
dan kunt u daar zien, dat durf ik toch wel te zeggen, dat ongeveer 80% naar de directe hulp gaat