14
dat een redelijke afweging waar ik me wat bij kan voorstellen. En als je dat op een gegeven
moment verwijtbaar maakt, dan heb je dus een probleem. Aan de andere kant denk ik toch datje,
als je gaat vergelijken, datje goed moet vergelijken.
En ik vraag aan het college of men een keer wil opschrijven, dus gewoon schriftelijk beantwoorden,
wat ze meer gedaan hebben dan oorspronkelijk was bedoeld. Het Glazen Huis was bijvoorbeeld
begin januari absoluut niet bekend. De haven was wel bekend, maar er zijn een heleboel zaken
geweest die niet bekend waren, de ijsbaan en noem maar op, en die allemaal hebben bijgedragen.
Voordat ik hier een oordeel over wil geven, hoewel ik straks wel een oordeel moet geven, wil ik aan
het college vragen om daar een overzicht over te maken.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer. Anderen nog?
Dan is het woord aan wethouder Snier.
WETHOUDER SNIER:
Dank u wel voorzitter.
Ik denk dat het moeilijk is om deze discussie helemaal op het inhoudsniveau hier vandaag met
elkaar te voeren. Dat hebben we in de commissie natuurlijk al geprobeerd. Maar ik denk dat het
heel belangrijk is om, als je over dat inhoudsniveau praat, dat je dan wel met verschillende
beelden tegenover elkaar staat.
Ik wil een punt toch noemen. De heer Vos had het over het feit dat hij een benchmark gedaan had
en dat er in andere steden maar een of soms twee dienstauto's waren. Ik heb in ieder geval uit
betrouwbare bron dat het in steden om ons heen vaak wel een heel gedoe is over de hoogte van
taxirekeningen. Op het moment dat je een derde auto niet hebt en je rijdt per auto gemiddeld 25 a
30.000 kilometer per jaar, en je gaat dan datzelfde aantal kilmeters per jaar met een taxi rijden,
dan heeft dat ook een betekenis in financiële zin. Ik denk dat het wel belangrijk is om je dat te
realiseren. In die zin is een benchmark dan ook wat moeilijk één op één te doen. Dan moetje het
totale vervoersplaatje van zo'n gemeente vergelijken met het vervoersplaatje wat bij een andere
gemeente bestaat.
Ik vind het wel heel belangrijk om namens het college toch te benadrukken dat het handelen van
het college toch wel altijd gericht is op het proberen om zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te
zijn. En dat hebben we in ieder geval in de brief die we u gestuurd hebben, ook duidelijk proberen
te maken. Ook ten aanzien van de overwegingen waar het gaat bijvoorbeeld om de dienstauto's,
en dat we uiteindelijk daar ook proberen om doelmatige en doeltreffende keuzes met elkaar te
maken. Overigens betekent dat doelmatig en doeltreffend zijn ook dat normaliter - en dat is ook de
norm en dat geldt ook voor de grootste deel van de gelden - activiteiten binnen de afgesproken
budgetten moeten blijven. Dat is trouwens ook toegezegd in de commissie Bestuur van 19 maart in
een behoorlijk lange discussie die wij hierover hebben gehad.
En dan kom ik eigenlijk op het punt wat de heer Arbouw ook maakte: je moet uiteindelijk meer
begrotingswijzigingen indienen, als dat aan de orde is. Eigenlijk is dat een herhaling van de
discussie op 19 maart, omdat daar eigenlijk de heer Akinci met deze boodschap kwam. En daarbij
heb ik ook meteen op 19 maart gezegd tegen de heer Akinci dat dit punt zou worden genoteerd en
dat maatregelen zouden worden getroffen om te zorgen dat ook die begrotingswijzigingen ter zake
beter en eerder ingediend zouden worden en dat heb ik nu ook nog eens een keer bevestigd in de
brief die wij u afgelopen maandag gestuurd hebben. Dus eigenlijk is dat punt volgens mij al wel
goed belegd met toezegging en bevestiging in een brief.
Als je praat over de motie, dan ziet het college dat eigenlijk toch als een soort oproep om als
college een voorbeeldfunctie ook werkelijk waar te maken. Daar staat het college positief
tegenover. En ik ga u dan ook zeggen dat wij in principe wel geneigd zijn om de motie over te
nemen, maar wel met een aantal kanttekeningen. Ik wil daarbij niet te zeer in de overwegingen
treden die bij de motie gemaakt worden. Ik denk dat dat niet zo interessant is. Het gaat mij dan
met name om het verzoek of het voorstel wat gemaakt wordt, en dat tegen de achtergrond van het
feit dat wij als college best graag ook een goed voorbeeld willen zijn. En als ik dan over die
kanttekeningen praat, gaat het om een aantal dingen.
Het eerste is toch wel, dat waar het gaat om het gekozen moment, in de volgende commissie
Bestuur voorstellen te doen voor besparing in 2009, dat is wel erg aan de vroege kant. Wij willen in
ieder geval graag voorstellen bij u terugbrengen voor besparingen bij de aanstaande kadernota
discussie. Dan hebben we in ieder geval tijd om dat zorgvuldig voor te bereiden. Mochten er, en
dan praat je in eerste instantie over de begroting 2010, mochten er daarbij voorstellen zijn die wij
al in 2009 kunnen effectueren, dan zullen we die ook meenemen en dan zullen we ook proberen
die besparing ook zo snel mogelijk in 2009 te realiseren. Dat gaat niet zomaar omdat wij natuurlijk
voor 2009 eind vorig jaar natuurlijk al een begroting vastgesteld hebben. Daar zitten budgetten in
en activiteiten, personele inzet en dergelijke. Dat is afgestemd op die budgetten die vastgesteld
zijn. Je kunt daar niet zomaar even snel een andere wending aan geven. Vandaar een zekere