131
erom vragen om opnieuw na te denken en wie weet bij te stellen. We komen daar dus in een later
stadium op terug.
Die veranderde omstandigheden nopen ons, last but not least, tot twee opmerkingen. Meer dan
ooit is het noodzakelijk om te denken op de lange termijn, de kwaliteit van onze projecten te
bewaren, zoveel mogelijk de werkgelegenheid te stimuleren, met gebruik maken van alle middelen
van derden, zoals de provincie, en ten slotte onze stad, als gastvrij, historisch en internationaal
centrum voor dienstverlening en ontwikkeling, met kracht op de kaart te zetten. Ik denk dat dat
Breda de komende periode overeind zal moeten houden.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer mevrouw Vossenaar.
Het woord is aan mevrouw Van Maanen, namens de VVD. Gaat uw gang, mevrouw Van Maanen.
MEVROUW VAN MAANEN:
Voorzitter, het gaat om de jaarrekening. Ik wil eerst iets positiefs zeggen. Het is al uitgebreid in de
commissies besproken, dus ik zal het kort houden. Positief is in elk geval dat steeds helderder
wordt hoe we het doen. In de jaarrekening kunnen wij steeds beter zien hoe dingen gebeuren. Dan
valt ook wel op dat onze doelstellingen nog steeds niet smart genoeg zijn en nog steeds niet helder
genoeg is wat het rendement is wat wij halen uit onze investeringen.
Wat mij bij de reactie van het college positief heeft gestemd, is het verhaal dat het college in ieder
geval aangeeft om bij onaangekondigde afwijkingen op begrotingen van een half miljoen dan wel
10% in relatieve zin, pro actief naar de raad te zullen komen. Daar zijn wij content mee.
Waar wij wat minder content mee zijn, is dat er wederom een heleboel overhevelingen zijn naar
2009, dit jaar 5,5 miljoen. Dat staat redelijk slecht onderbouwd in de jaarrekening. We hebben
daar in de commissie naar gevraagd maar daar geen extra informatie op ontvangen. Wij moeten
daar nu toch een advies over geven en die onderbouwing is voor ons niet goed genoeg om te
kunnen beoordelen of dat al dan niet goed is. Voortaan verwachten wij dus, wanneer er
overhevelingen moeten zijn naar een jaar later, dat deze overhevelingen fatsoenlijk worden
onderbouwd.
Dan, wat mevrouw Vossenaar ook al zei, is er elk jaar een positief rekeningresultaat. Er zijn toch
significante verschillen tussen begroting en de realisatie. Dat zouden wij toch graag anders zien.
Dus in het vervolg ook graag wat beter begroten.
We zijn in ieder geval wel blij dat andere parijen nu ook wakker worden en zien dat de bomen niet
tot in de hemel groeien.
DE VOORZITTER:
Ik dank u.
Het woord is aan de heer Gansevoort, CDA.
DE HEER GANSEVOORT:
Dank u wel voorzitter. Ik zal niet alles herhalen wat de twee sprekers voor mij al hebben gezegd.
Wat dat betreft zal ik mijn betoog ook iets inkorten. Maar ik wil toch even tot u allen hier een paar
korte woorden richten.
De afgelopen weken hebben wij, zoals u weet, de jaarrekening in diverse commissies besproken.
Zelf heb ik het genoegen gehad om onder andere in de commissie Bestuur het woord te mogen
voeren. En gezien mijn grote betrokkenheid, een emotioneel betoog, met name bij de situatie wat
het Grondbedrijf betreft. Wat dat betreft past het beeld denk ik behoorlijk goed bij datgene wat de
heer Roubroek van de Rekenkamer net heeft neergezet, dat het Grondbedrijf, het grondbeleid
Maakte ik een fout?
DE VOORZITTER:
Het is geen minister, ook geen broer van de minister.
DE HEER GANSEVOORT:
Excuses, maar het geeft in ieder geval duidelijk aan dat het Grondbedrijf, en met name het
grondbeleid, natuurlijk steeds meer in de aandacht komt. En dat is volgens mij de positieve
keerzijde van de discussies die we hier aan het voeren zijn. De aanleiding waarom we daarover
hebben gesproken in de commissie is natuurlijk de ontwikkeling van het weerstandsvermogen in
relatie tot wat ook inmiddels de wethouder heeft bevestigd, het verslechterend
meerjarenperspectief van het Grondbedrijf en dan tenslotte nog de effecten van de economische
crisis daarop.
Waarom heeft dit de CDA fractie tot nadenken aangezet? Het is net ook al aangehaald. Eind 2008
hebben wij als raad de Nota Risicomanagement van het Grondbedrijf vastgesteld. We hebben met
elkaar afgesproken dat in 2010 het weerstandsvermogen van 40 miljoen euro zou moeten worden