204 aanwezigen op de publieke tribune vragen om kort te wachten. Ook voor u is er een maaltijd, maar dat in de trouwzaal. le SCHORSING REACTIE COLLEGE EERSTE TERMIJN. DE VOORZITTER: De vergadering is heropend. Voor de pauze zijn er moties en amendementen ingediend. U ziet dat ook aan de nummers. Het is nu aan het college om te reageren op de bijdragen. Het college heeft daarvoor 45 minuten gereserveerd, althans dat hebben wij als raad zo gedaan. Het woord is aan wethouder Snier. WETHOUDER SNIER: Dank u voorzitter. Vandaag, dat is al herhaalde malen gezegd, behandelen we onze Kadernota die wij als college toch met enige trots als onze laatste Kadernota aan u willen aanbieden. Er is al veel gezegd, maar ik denk dat het wel belangrijk is om het nog een keer te herhalen, we leven wat dat betreft toch ook in een spannende tijd, een spannende context, met financiële onzekerheden, ook in de toekomst. Dat moeten we met elkaar ook terdege blijven beseffen. We hebben een Kadernota aan u voorgelegd waarbij we geprobeerd hebben een balans te vinden, een evenwicht te zoeken en waarbij een zestal uitgangspunten, die ik hier niet allemaal herhalen, van het grootste belang zijn. Maar een daarvan herkent u ook heel duidelijk in het voorstel wat u vorige week nog van ons ontvangen heeft, een van de belangrijke daarvan is een sluitend meerjarenperspectief. Dat hebben wij ook heel sterk als punt naar voren hebben willen blijven brengen. Ik vond het heel treffend wat mevrouw Vossenaar daar met name ook over zei, waar het om deze Kadernota gaat en deze invulling, het meerjarenperspectief: niet de kop in het zand steken, maar aan de andere kant ook geen paniek veroorzaken. Wanneer je kijkt naar de Kadernota, dan zijn er drie ankerpunten voor het college heel wezenlijk geweest. Het eerste ankerpunt is blijven investeren in de meest brede zin van het woord, blijven investeren in de ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de economische ontwikkeling van de stad, maar ook de maatschappelijke en sociale ontwikkeling van de stad. Dat zijn elementen die voor ons heel duidelijk onderdeel van die balans zijn in dat evenwicht, wat wij hebben willen zoeken. Ten tweede, en dat hoort ook bij die onzekere tijden, hebben wij ons expliciet gebogen over de lastendrukontwikkeling en die willen matigen omdat wij vinden dat wij ook in ons voorstel, in onze benadering van de economie, bij burgers moeten proberen om het vertrouwen te krijgen en het vertrouwen te houden en aan te wakkeren. En daarmee hebben we dus ook deze nadrukkelijke keuze gemaakt, overigens ook een keuze waar de raad ons gevraagd had prioriteit aan te geven. Een derde belangrijk ankerpunt is de robuuste algemene reserve, robuust in die zin dat wij een algemene reserve hebben, en u ziet dat ook heel duidelijk op pagina 47 in de bijlagen van de Kadernota, voor degenen die hem bij zich hebben, een reserve die in absolute zin in 4 jaar verdubbeld is. Nou zegt dat misschien nog niet zoveel. Maar je moet kijken naar de ruimte die er in die reserve in termen van ruimte voor onvoorziene risico's aanwezig is. En in die zin kon ik dus ook het verhaal van mevrouw Boelema en van de VVD over die reserve niet helemaal volgen. Mevrouw Van Maanen had het ook over 8,5 miljoen. Het correcte bedrag voor onvoorziene risico s is 39,5 miljoen. Je moet het bedrag van de 15 miljoen onvoorziene risico's bij de 8,5 miljoen tellen en die' 16 miljoen voor het Grondbedrijf is ook een bedrag voor onvoorziene risico's. Dat maakt dan samen 39,5 miljoen. Dat is een iets ander plaatje dan de 8,5 miljoen die door mevrouw Van Maanen voorgesteld werd. Daarvan menen wij wel degelijk - dat ook zeker in de richting van mevrouw Boelema - dat dit een robuuste reserve is als je praat over onvoorziene risico's. Als je kijkt naar de balans die wij hier proberen weer te geven, proberen we ook die balans in onze benadering te brengen waar het gaat om: wanneer reageer je op wat. Overigens, tijdens de discussie waar veel aan gerefereerd is vanavond, de begrotingsdiscussie 2009 die we vorig jaar hebben gehad, werd ook al gezegd: je moet vooruit bezuinigen om het maar eens met mijn eigen woorden te zeggen. Kijk, wat wij steeds heel specifiek gedaan hebben als college, is heel goed anticiperen op de signalen die je krijgt. En dat betekent dat je steeds adequaat moet reageren op de circulaires, op de andere signalen die vanuit rijk en provincie komen. En dat hebben wij ook steeds gedaan. Dus in die zin voelen wij die kritiek niet zo. Het gaat er ons om dat wij telkens correct geanticipeerd hebben op de signalen die op ons af komen. We hebben dus ook niet het gevoel dat we daar te laat mee zijn. En overigens is het misschien toch ook wel goed om nog even heel helder te maken dat de discussie die wij gehad hebben bij die begroting 2009 niet zozeer om datgene waar mevrouw Boelema heel stellig in was. Zij rekende dat helemaal naar zichzelf toe: nou gaat het college eindelijk doen wat wij al gezegd hebben wat ze moesten doen. Maar dat was niet de discussie die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 35