275
ook wel dat hij voor een deel gelijk had. En dat was voor ons toch heel verrassend, omdat onze
bijdrage positief bedoeld was. Maar we wilden tevens de commissie een spiegel voorhouden met de
vraag of de gekozen weg wel de juiste is. In ieder geval vonden en vinden we dat het van alle
initiatieven die de mogelijkheid in zich hebben om elkaar beter te begrijpen, beter met elkaar om
te gaan en onbegrip weg te halen, wenselijk is om gehonoreerd te worden. En verder heb ik
aangegeven dat alle mensen die zich hebben gemanifesteerd en met hart en ziel hebben
meegewerkt, dan ook een pluim verdienen.
Maar voorzitter, ik heb ook aangegeven - overigens samen met anderen hoor - dat ik de inbreng
van autochtone Bredanaars mis. Want alleen samen kunnen we de tegenstellingen overbruggen.
Dat is onze stellige overtuiging. We zijn niet direct tegen deze nota. Maar we vinden wel dat de
echte problemen van integratie aangepakt moeten worden. En eigenlijk kan ik wat mevrouw Van
Maanen zegt, namelijk dat de nota niet bijdraagt aan de integratie, een heel stuk ondersteunen. En
ook de volgende zin: het gaat niet om afkomst, maar om toekomst, vind ik een uitstekende
omschrijving van datgene waar het eigenlijk om gaat. En dan zou ik willen afronden voorzitter, laat
deze nota een beginpunt zijn in die richting.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer.
Het woord is aan mijnheer Boer.
DE HEER BOER:
Ja voorzitter, ik blijf ook maar zitten. Het is niet zo dat het minder belangrijk is dan de vorige zaak.
In de commissie zijn we daar redelijk ver op ingegaan. Wij vinden in principe dat geen beleid
ontwikkeld mag worden waarbij de burgers die het aangaat niet om medewerking is gevraagd.
Medezeggenschap vanaf het begin is eigenlijk altijd ons punt. In dit geval hebben we de indruk dat
dat ook wel gebeurt, maar ik heb in de commissie ook gesproken over het voorbeeld van de zwarte
en de witte scholen. De zwarte scholen kregen extra aandacht en terecht. En die werden op een
gegeven moment zo goed dat witte mensen de kinderen naar de zwarte scholen brachten, omdat
daar beter onderwijs gegeven zou worden. In wezen ben je dan doorgeschoten in watje zou willen.
Dan krijg je een soort positieve discriminatie. Ik heb vanmiddag een heel verhaal gehoord over
vrouwen en die willen dat absoluut niet hebben. Bij gelijke geschiktheid kan je dat nog wel doen. Ik
denk dat we moeten uitkijken dat we niet te ver doorschieten en dat anderen zich tekort gedaan
voelen. Daar wil ik het bij houden.
DE VOORZITTER:
Dan is het woord aan de heer Hardorff, Partij van de Arbeid.
DE HEER HARDORFF:
Dank u voorzitter. Uiteraard had hier namens de Partij van de Arbeid mister diversiteit Hans van
Agt moeten staan, maar die is vandaag met zijn blanke gezicht de diversiteit van de Antillen aan
het bevorderen. Vandaar dat ik namens onze fractie en ook een beetje namens hem het woord
mag voeren.
Inderdaad, sommige sprekers hebben er al aan gerefereerd, de centrale vraag die eigenlijk
overbleef uit de commissie is niet: is diversiteit, of beleid in diversiteit belangrijk, maar de centrale
vraag blijft: moetje dat in één nota, een aparte nota, vervatten en is dat nu op dit moment nog
nodig. Wethouder Heerkens hebben we ook in die commissie horen zeggen: natuurlijk hopen wij
allemaal dat een dergelijke nota over enkele jaren niet meer nodig is. Maar wij zijn wel van mening
dat die nu blijkbaar nog nodig is. En waarom is deze dat volgens ons?
Allereerst omdat integratie een enorm belangrijk landelijk item is. Dagelijks wordt discussie
gevoerd, in kranten, op televisie, op internet, over de positie van allochtonen, van minderheden en
horen wij ook geluiden, ook zeker van jongeren, Marokkanen, Turken, Antilianen, dat zij zich nu
minder welkom en minder thuis voelen dan enkele jaren geleden. En dat baart zorgen en daarom is
het belangrijk dat je daar als stad positie tegen inneemt en in dat document zegt hoe je als stad in
diversiteit wilt staan.
Het tweede - en ook de heer Akinci refereerde daaraan - is dat lang niet in alle beleid de positie
van minderheden, welke minderheden dan ook, voldoende gegarandeerd is en niet in alle beleid
voldoende gezekerd is dat die perspectieven daarin vervat worden. Daarom is het goed dat daarin
ook bepaalde uitgangspunten, een bepaalde visie wordt weg gelegd. En natuurlijk hopen wij dat
over enkele jaren alle beleid en de manier waarop dat beleid tot stand komt, ervoor zorgt dat die
positie er wel degelijk in verwerkt is. Dan heb je het inderdaad over taalkennis, dan heb je het
inderdaad over opleiding en dan heb je het over werk.
En aan de andere kant, en dat is dan even een argument wat ik er aan toe zou willen voegen, moet
je natuurlijk ook je ogen niet sluiten voor problemen. Want een zeer specifieke groep neemt niet,
of op een verkeerde wijze, deel aan de samenleving. En ook dat willen we benoemd hebben en als