289 DE VOORZITTER: Dank u zeer. De heer Leenders, Partij van de Arbeid. DE HEER LEENDERS: Voorzitter, ik kan het kort houden want voor een heel groot gedeelte kan ik me aansluiten bij het betoog van mevrouw Verkuijlen. Er zijn nog een paar kleine dingen. De Partij van de Arbeid, dat is alleszins bekend, wil dat we lokaal doen wat we kunnen doen om mensen aan het werk te houden, waardoor we er ook voor zorgen dat het aantal bijstandsklanten zo min mogelijk groeit. We kiezen zeker ook nu in deze tijd, ook voor mensen die minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. En dan praat ik over mensen met een lage opleiding, jongeren die van school komen, arbeidsgehandicapten, ouderen die werkeloos worden. Zij worden, wat ons betreft, niet het kind van de rekening. En het zal niet meevallen, in een tijd dat er veel aandacht uitgaat naar mensen, naar mensen die op dit moment met een baan in de WW belanden, waar allerlei voorzieningen voor zijn, en juist niet naar de bijstandsklanten. Het kabinet wil zelfs bezuinigen op het budget voor de re-integratie, terwijl we dat nu juist zo hard nodig hebben. Wij vragen aan het college om op korte termijn veel aandacht te geven aan de jeugdwerkeloosheid, om maar een voorbeeld te noemen. Liever een jongere aan het werk met behoud van een uitkering, dan met een uitkering languit zappend op de bank. En ik zou mijnheer Vergroesen toch eens nadrukkelijk willen vragen om aan te geven welk alternatief hij nu heeft voor die jongere, die nu van school komt, en niet door wil of kan leren en vervolgens ook geen baan heeft om daarmee inzetbaar te worden en te blijven op de arbeidsmarkt. Want ik vind het erg goedkoop om te zeggen dat werken met behoud van uitkering niet zou kunnen. Wij willen ook graag dat iedereen minimaal het minimumloon heeft en nog veel meer, maar of dat realistisch is, is de vraag. Wat ons betreft, gaan we op zoek naar maatschappelijk zinvol werk, in het onderwijs, in de zorgsector, in de wijken... DE HEER SPAPENS: Interruptie voorzitter. Hoor ik u nu het minimuminkomen in twijfel trekken of lijkt dat zo? Anders wil ik wel dat u dat anders formuleert. DE HEER LEENDERS: Nee, dat trek ik helemaal niet in twijfel. Waar ik het over heb, is dat ik weiger om jongeren van 18 jaar met pensioen te sturen. Dat weiger ik. En dan wil ik van de SP horen, welk alternatief ze hebben. DE HEER SPAPENS: Ik hoor u toch net letterlijk zeggen dat, als wij het in twijfel trekken dat behoud van uitkering en werk niet gaat, dat u het minimumloon, zoals u het net letterlijk zei, dat dan minder is, dat u dat mogelijk acht? DE HEER LEENDERS: Ik begrijp uw vraag niet goed. DE HEER SPAPENS: Vindt u dat de jeugd gewoon voor het minimumloon dient te werken en dat dat betaald dient te worden of vindt u het acceptabel dat ze onder die lijn gaan zitten? DE HEER LEENDERS: Ik vind het acceptabel dat jongeren die van school komen en waarvoor op dat moment geen perspectief is op de arbeidsmarkt, met behoud van uitkering en een kleine opslag aan het werk komen. Dat vind ik belangrijker dat dat minimumloon op de kortere termijn. En ik wil graag van de SP horen welk alternatief zij hebben voor die jongeren als dan werken met behoud van uitkering niet kan. Volgens mij was ik er doorheen. Wat we willen is op weg naar een baan, zo kort mogelijk natuurlijk, deze vorm van gesubsidieerde arbeid. Maar wat we in ieder geval willen, is mensen aan het werk en inzetbaar houden op de arbeidsmarkt. Dank u wel. DE VOORZITTER: Andere leden nog van de raad? Dan is het woord aan wethouder Heerkens. WETHOUDER HEERKENS:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 43