342 De VVD is daarnaast allerminst overtuigd van bijvoorbeeld het vernieuwende karakter, wat een voorwaarde is om die subsidie te krijgen. De samenwerking tussen Surplus en Onderwijs en kinderopvang is allang niet nieuw meer. Dan kijk ik bijvoorbeeld naar Brede Scholen. Ook het ROC werkt al lang samen met kinderopvang om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar werk toe te leiden. En ook nu wordt er kinderopvang geregeld voor ouders die in activeringsprojecten zitten. Ook voor opvoedingshulp hebben we onder andere het Centrum voor Jeugd en Gezin ingericht. En er is daarnaast geen gebrek aan opvangplaatsen in het gebied waar Surplus het over heeft, namelijk Breda-Noord. Sterker nog, projecten als Speel mee of voor- of vroegschoolse educatie worden ondermijnd met dit plan. Want juist deze kinderen, die veelal met een taalachterstand kampen, moeten door professionals begeleid worden en niet door vrijwilligers die onvoldoende opgeleid zijn en ook zelf vaak nog een taalachterstand hebben. Het is een weg die wij als VVD en volgens mij niemand van ons zou willen moeten gaan. Daarom heeft de VVD de volgende vragen aan het college: Beschouwt het college dit project als vernieuwend? Zo ja, wat is naar uw mening het vernieuwende aspect? Bent u het met de VVD eens dat alle kinderopvang die gesubsidieerd wordt door de overheid, moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen? Zo ja, waarom hoeft Surplus/Welzijn daar niet aan te voldoen? En zo nee, waarom legt u deze regels op aan andere organisaties en niet aan Surplus/Welzijn? Vraag 3. Bent u het met de VVD eens dat deze subsidieverstrekking Surplus/Welzijn onterecht bevoordeelt ten opzichte van andere kinderopvangorganisaties en bent u bereid deze toekenning van de FMO-subsidie terug te draaien? DE VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Heerkens. WETHOUDER HEERKENS: Geachte leden van de raad. Ik ben blij dat ik in de gelegenheid gesteld wordt om de vragen van mevrouw Van Maanen te kunnen beantwoorden, want dat biedt me ook de mogelijkheid om nog eens voor het voetlicht te brengen dat het FMO onze samenleving prikkelt om vernieuwende ideeën te ontwikkelen. En ik zal ook laten zien dat de besluitvorming hierover zorgvuldig tot stand is gekomen. Ik schets u heel kort de uitdaging. Iedereen doet mee, want iedereen is nodig. Zo luidt de titel van de Nota Arbeidsmarktbeleid die nog juist voor de zomervakantie door uw raad is vastgesteld en die een groot draagvlak heeft bij gemeenten, organisaties en het bedrijfsleven in de regio. En die titel geeft precies aan wat wij willen bereiken: zoveel mogelijk mensen begeleiden naar een volwaardig en zelfstandige positie in onze samenleving. Voor een aantal groepen is de weg hier naar toe behoorlijk lang. En dat geldt zeker voor jonge bijstandmoeders met kinderen die nog niet naar school kunnen. Ze hebben dan nog geen sollicitatieplicht. Maar we willen hen wel zo vroeg mogelijk activeren. We willen hen scholen, naar vrijwilligerswerk begeleiden, bijeenkomsten laten bezoeken. En deze kennis en vaardigheden zullen hen helpen bij de volgende stap op weg naar betaalde arbeid. Uit onze abeidsmarktanalyse blijken dan praktische problemen. De drempel voor deze jonge vrouwen is al groot. Ze zijn langdurig werkeloos. Ze zitten niet voor niets in de bijstand en hebben ook nog eens de zorg voor jonge kinderen. En vaak maakt hun etnische achtergrond het er voor hen ook niet gemakkelijker op. Sociale Zaken, Samen naar Werk, Surplus/ Welzijn, de Vrouwenstudio proberen deze vrouwen te activeren, maar merken dat de zorg voor hun kleine kinderen voor deze vrouwen erg belemmerend werkt. De vrouwen brengen hun kinderen niet naar de peuterspeelzaal of naar de kinderopvang en als dat wel gebeurt dan komt het natuurlijk voor dat de kinderopvang of de peuterspeelzaal niet beschikbaar is op het moment dat deze vrouw precies naar een activiteit kan gaan. De Kobergroep heeft bijvoorbeeld wachtlijsten in de kinderopvang, behalve op woensdag en vrijdag. Bij allochtone vrouwen speelt bovendien nog een ander element. Zij willen graag hun kinderen in het vizier houden. Daarom is het project erop gericht om kinderoppas juist naar deze vrouwen toe te brengen. Het begin wordt gemaakt in Gerardus Majella en vervolgens naar 7 andere locaties, waaronder Haagse Beemden en Brabantpark. En dan snijdt het mes aan twee kanten. De vrouwen worden getraind om als oppas te gaan fungeren, vrijwillig. En tegelijkertijd worden door het Vitalis college oppaskoffers samengesteld die vrijwilligers gaan gebruiken als zij gaan oppassen op plaatsen waar de moeders op dat moment deelnemen aan een bijeenkomst of activiteit. Op geen enkele wijze is deze manier van kinderoppas te vergelijken met het bestaande aanbod. In dit geval komt de oppas dus naar de moeders toe. Evenmin is sprake van concurrentie. Let wel, we hebben het hier over een kinderoppas en niet over een professionele kinderopvang. De voorziening valt ook niet onder de Wet op de kinderopvang. En omdat er geen sprake is van betalingsverkeer worden er evenmin door de GGD eisen gesteld. Wij hebben wel enkele algemene voorwaarden gesteld. Oppasvrijwilligers behoren een verklaring van goed gedrag te hebben, de betreffende ouders dienen toestemming te geven en we hebben ook nog een opleidingstraject voor de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 44