495
V. VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DE RAAD VAN DE
GEMEENTE BREDA VAN 12 NOVEMBER 2009.
VI.
MEVROUW VAN DER SANDEN:
Wij gaan nu over tot stemmingen. Wie wil een stemverklaring afleggen? Mevrouw Boelema.
MEVROUW BOELEMA:
Ik zou graag een gewijzigde motie in stemming willen brengen. Punt 1 schrappen, punt 2 wordt
dan punt 1 in het dictum en punt 3 wordt dan punt 2.
DE VOORZITTER:
Dus 1 wordt geschrapt en 2 en 3 blijven?
MEVROUW BOELEMA:
Ja.
DE VOORZITTER:
Akkoord. Mijnheer Akinci, stemverklaring.
DE HEER AKINCI:
Voorzitter, het is altijd erg leuk om even een paar minuten in de politieke belangstelling te staan.
Voorzitter, ik heb zojuist in de beantwoording begrepen dat er geen samenwerkingsovereenkomst
wordt afgesloten in de periode die ons nu nog rest. Daar gaan we van uit. En ik ga er sowieso ook
van uit dat elke agenda die er is, onderdeel uit maakt van de samenwerkingsovereenkomst. Je zou
dus kunnen zeggen dat wij de motie steunen. Echter, het is het politieke gelazer allemaal niet
waard om er nu voor te zijn. Dus laat ik maar even de verstandigste zijn. We ondersteunen de
motie niet.
DE VOORZITTER:
Nog andere stemverklaringen?
Dan gaan we over tot het in stemming brengen van de motie.
Wie is voor de motie? Wie is tegen de motie? De motie is geacht te zijn verworpen en is
ondersteund door de indieners.
DE VOORZITTER:
Er zijn geen bemerkingen binnen gekomen. Daarmee wil ik de notulen vaststellen.
1. VERZAMELDE PUNTEN.
DE VOORZITTER:
Ik noem ieder punt, zodat u in de gelegenheid bent om te reageren, want ik heb begrepen ook
vanuit de commissies, dat op onderdelen stemverklaringen zijn. Ik wil daar wel over opmerken dat
dit puntige stemverklaringen moeten zijn en echt geen uitgebreide betogen. Het gaat dus om
puntige stemverklaringen. Anders zal ik u afhameren. Ik heb geen keus. Wij hebben met elkaar
een reglement van orde en dat moeten we correct toepassen.
Ik begin bij a. Wie heeft een stemverklaring? Mevrouw Van der Sanden, SP.
Dank u wel voorzitter. De SP vindt dat jongeren niet thuishoren in de bijstand en dat zij zo snel
mogelijk aan een baan of opleiding moeten worden geholpen. En toch zijn we het niet eens met de
Wet Investering in Jongeren en de bijbehorende verordeningen. We vinden de wet een kortzichtige
bezuinigingsmaatregel waarbij te veel wordt verondersteld dat bepaalde jongeren niet willen
werken en hiervoor gestraft moeten worden. De SP denkt dat het overgrote deel van de jongeren
wel degelijk wil werken, maar dat er op dit moment gewoon te weinig banen zijn en te veel
jongeren hun tijdelijke contract kwijt raken. Dat lossen deze verordeningen niet op.
DE VOORZITTER:
Kunt u afronden?
MEVROUW VAN DER SANDEN: