132
DE VOORZITTER:
Het woord is aan de wethouder.
WETHOUDER BERGKAMP:
Ongetwijfeld heeft het feit dat er vertraging in subsidietoekenning is, ook effect gehad in vertraging
van toekenningen. Het antwoord daarop is dus: ja.
Ten tweede onderschrijf ik uw lijn dat je moet willen toewerken naar het feit dat voor het einde van
het jaar organisaties die van de gemeente afhankelijk zijn, weten waar ze aan toe zijn. Dat is dus
een beleidslijn die Breda Actief en het college beiden van harte onderschrijven.
Ten derde praat ik ook even uit de andere praktijk. Ik bedoel dat de dagelijkse praktijk dusdanig
ingewikkeld kan zijn dat ondanks het feit dat aanvragen op tijd zijn, de afwikkeling niet altijd op
tijd is. Maar dat heeft ook te maken met de regelgeving die we met elkaar bedenken en misschien
wel eens ongewenst of onbewust opleggen aan derden. Voor een deel zijn wij met elkaar ook
veroorzaker van regelgeving. Vandaar ook mijn voorstel om niet over dit ene geval of over
incidentele gevallen, maar meer in de breedte met elkaar in de commissie maatschappij te praten
over herziening van het subsidiestelsel. En dan is de administratieve afhandeling daar, wat mij
betreft, onderdeel van.
DE VOORZITTER:
Akkoord. We hebben gesproken hierover.
V. VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE RAAD VAN 8 APRIL 2010.
DE VOORZITTER:
Kunt u met de notulen instemmen? Er zijn geen opmerkingen ontvangen. Aldus vastgesteld.
VI. VERZAMELDE PUNTEN.
DE VOORZITTER:
Ik stel aan de orde de verzamelde punten, a t/m k. Wil iemand daar het woord over? Aantekening
tegen? Zo niet, dan is aldus besloten.
2. REGIOFONDS.
DE VOORZITTER:
Dan is aan de orde alternatieve middelen die de raad heeft gereserveerd voor het regiofonds ter
stimulering van de economie in crisistijd. Wie van u wil daarover het woord?
Het woord is aan de heer Ernst, VVD.
DE HEER ERNST:
Dank u wel voorzitter. Het huidige voorstel bestaat eigenlijk uit twee voorstellen.
De commissie Economie en het college hebben ook geconcludeerd dat dat niet zo'n hele gelukkige
zet is. Maar goed, het ligt er nu.
Het eerste voorstel is het bestemmen van 500.000,— voor het mogelijk maken van een
bedrijfsverzamelgebouw voor startende ondernemers die naast een gebouw met allerlei faciliteiten
ook begeleiding krijgen en die na ongeveer 3 of 4 jaar weer doorstromen.
Het tweede voorstel is eigenlijk het niet van de grond komen van het regiofonds naar aanleiding
van de motie van deze of de vorige raad van 25 juni 2009.
Laat ik maar eens even met dat laatste punt beginnen. Daar hebben we in de commissie Economie
ook het meeste over gedebateerd. Als ik die motie lees, is die eigenlijk glashelder. De gemeente
Breda neemt het initiatief tot het oprichten van een regiofonds en stelt daarvoor 500.000,— ter
beschikking. Maar er staan in deze motie ook een aantal randvoorwaarden. Ten eerste moet
minimaal de helft van die 18 gemeenten in West Brabant meedoen. Dat zijn dus 9 gemeenten. En
het geheel moet voor 1 januari 2010 geconcretiseerd zijn. Ook staat er zelfs in dat als de
doelstellingen niet gehaald worden, de gemeente het ter beschikking gestelde bedrag zal inzetten
om de werkgelegenheid in Breda zelf te stimuleren want daar was het geld ook voor bedoeld. Het
is een crisismaatregel voor werkgelegenheid in deze tijd. En een crisismaatregel waarbij je het geld
op de plank laat liggen, daar heeft de VVD niets mee. In november zijn we reeds geïnformeerd dat
een aantal gemeenten, dat daadwerkelijk geld beschikbaar wil stellen voor het regiofonds,
minimaal is. Het komt nu dan ook niet als een verrassing dat er nog slechts drie gemeenten bereid
waren om geld te zoeken. En dat is nog iets anders dan vinden.
Ik wil wethouder Meeuwis dan ook wel complimenteren met zijn daadkrachtig optreden na de
commissievergadering waarin toch eigenlijk nog gevraagd werd om nog wat meer in de regio