500 DE VOORZITTER: Ik denk dat u voldoende uw punt heeft gemaakt. Daar is op gereageerd en ik geloof niet dat dat helemaal dichter bij elkaar komt. Ik zal niet zeggen waar het in verdwijnt, maar misschien in iets waarover we zojuist spraken, die gedachte. Ik geef het woord aan wethouder Arbouw. Nee? Dan wethouder Meeuwis. WETHOUDER MEEUWIS: Ja, die had nog een paar punten. Een eigenlijk. Ook ik ben blij met de woorden van de heer Dijkhoff, maar hij heeft het vandaag ook een beetje verdiend dat we allemaal blij zijn met zijn woorden, denk ik. DE HEER SZABLEWSKI: Allemaal, is wat overdreven. WETHOUDER MEEUWIS: We hopen dat hij lang in deze wijsheid zal spreken in dit huis. DE HEER LIPS: Het is wel een beetje slijmen naar elkaar toe hoor, in dezelfde partij. DE HEER DIJKHOFF: Sorry mijnheer Lips, we vinden u ook heel erg lief. WETHOUDER MEEUWIS. Wij spreken elkaar alleen als we hier samen zijn, dus... DE VOORZITTER: Ik stel voor dat de wethouder terug gaat naar de inhoud van de zaak. WETHOUDER MEEUWIS: Dank u wel voorzitter. Ik had net een beetje het idee, en ik zeg het net tegen collega Boelema, dat ik op Duindigt zit met al die stokpaardjes die voorbij komen racen. Ik zie weinig concrete bijdragen aan de discussie die wij de komende tijd hebben op dit moment. Wat adhesiebetuigingen, weinig handreikingen in euro's waar we die vandaan zouden moeten halen. We gaan er dus mee aan de gang om dat goed voor te breiden. De heer Van Yperen kwam met een concrete vraag wat we nou precies allemaal aan het doen zijn om het werk naar de stad te brengen. Ik wil de heer Van Yperen er in eerste instantie op wijzen dat wij daar natuurlijk ook maar gedeeltelijk over gaan als overheid. Wij kunnen ruimte bieden, wij kunnen faciliterend optreden, wij kunnen ons in ons acquisitiebeleid heel sterk richten en vooral moeten wij gewoon een aantrekkelijke plek zijn waar dat werk komt. Dat betekent dat wij graag een aantrekkelijke stad zijn. We zijn beste binnenstad en dat heeft een effect. We zijn een stad waar mensen in ieder geval graag komen winkelen en dat soort zaken. Dat helpt. Dat is op zich niet genoeg. Dat erken ik en herken ik in uw betoog. Dus daar moet het een en ander gebeuren. Dat heeft te maken met, - het is vandaag niet, maar wel eerder aan de orde geweest, - dat wij bijvoorbeeld ook internationale organisaties een prettige vestigingsplek moeten bieden om dat veel van de economische groei op dit moment in het buitenland plaats vindt. Die zoeken een landingsplaats in West Europa in de Benelux. Daar is Breda heel erg hard mee bezig om daar een goede positionering, een marketingbeleid op te ontwikkelen. Maar je dwingt het niet af. Je kunt het faciliteren. Dat moeten we in regionaal verband doen, dan moeten we met regionale organisaties doen, met maatschappijen die we daartoe in het leven hebben geroepen. Vanuit onze eigen organisatie, vanuit de BrIM, moeten wij druk bezig zijn en blijven om die aantrekkelijke vestigingsplaats voor werk, economische verdiencapaciteit, mogelijk te maken. Daar ben ik op aanspreekbaar, we doen dat projectmatig. Een van de voorstellen die hier eerder in dit huis is goedgekeurd is de vestiging van, of in ieder geval de poging om het Connex verhaal van start te krijgen. Dat is ook gericht op werkgelegenheid. Die verdiencapaciteit creëren zodat er werkgelegenheid komt is de ene kant van het verhaal. En aan de andere kant zorgen dat we de mensen voldoende stimuleren om ook dat werk daadwerkelijk te kunnen laten doen. Ik heb daar nu voor u geen concrete targets en getallen voor. Daar wordt wel aan gewerkt. De ambitie is hoog. De ambitie moet ook hoog zijn. We zitten in een demografische spiraal....

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2010 | | pagina 48