767 Daar is ook vorige week nog in het regionale ruimtelijk overleg met de gedeputeerde over gesproken. Voorzitter, die vraag om flexibiliteit betekent maatwerk. Ik gaf al aan dat we eigenlijk pas beginnen en telkens weer die weging zullen moeten maken wat nou bij deze koers past op welke plek. Wat kunnen we daar bouwen en wanneer. En dat is een continue weging van wat het beste is en een continu kijken of dingen misschien zouden kunnen worden uitgeruild om uiteindelijk niet uit te komen boven het opgelegde plafond en om er in datzelfde spoor ook voor te zorgen dat er potentie die nu vastgelegd is in bestemmingsplannen en die waar we eigenlijk niet meer willen er dus ook in de loop van de tijd uit te halen, zodat je ook niet straks, als eventueel de economie aantrekt, niet verrast wordt met plannen omdat ze nou eenmaal mogelijk zijn binnen een bestemmingsplan. En ook dat is best een complex traject, waar natuurlijk rechten aan ontleend kunnen worden, waar natuurlijk juridische aspecten aan zitten. En dat moetje dus verstandig doen. Dus als de heer Van Lunteren vraagt wat vraaggericht is, dan moet u dat hele spel en die complexiteit tot u laten doordringen om daar een antwoord op te geven. En dat betekent datje dus moet inspelen op de markt en datje goed moet kijken naar die demografische ontwikkelingen. Dat is maatwerk. En dat is inderdaad, zoals de heer Akinci aangeeft, iets wat in de loop van de tijd verandert. Dat is afhankelijk van hoe die economie zich ontwikkelt. Dat is afhankelijk van hoe die vergrijzing uiteindelijk doorzet in de regio Breda. Kortom, dat is iets wat we continu in de gaten moeten houden en moeten bijsturen en wat je niet even voor de eerstkomende 10 jaar in de Woonvisie kan vast leggen. Voorzitter, daarmee heeft ook het college, als je naar deze systematiek kijkt, en die misschien in een soort van regie- en actieplan is vast gelegd, hoe we dat dan willen doen, daarmee niet onverkort de keuze heeft gemaakt om zeg maar de voordelen bij het Grondbedrijf te leggen. Want dat zou namelijk wars zijn van die complexiteit, dat zou wars zijn van alle belangen die in de stad aan de orde zijn en dat zou uiteindelijk, als je alleen maar naar het belang van de gemeente zou kijken, ook niet leiden tot een ontwikkeling van die stad die uiteindelijk een antwoord geeft op de behoeften en de vragen die er in de stad leven. En dus moet je telkens afwegen, en soms is dat inderdaad het belang van het Grondbedrijf dus niet voorrang geven omdat uiteindelijk maatschappelijke belangen of de lange termijn visie van waar de stad naar toe moet, vele malen belangrijker zijn. DE VOORZITTER: Wethouder, wilt u enigszins met de tijd rekening houden? Misschien kunt u zich ook richten op de moties en amendementen. WETHOUDER ARBOUW: Ja, ik heb nog drie punten. Ik heb 2 moties van het CDA behandeld en ik heb een toelichting gegeven op het amendement van het CDA. En ik kom nu bij het amendement van GroenLinks, waar ook de heer Van Lunteren wat over gezegd heeft, namelijk: hebben nou de inbreidingslocaties voorrang op grootschalige uitbreidingen aan de buitenkant van Breda. Eigenlijk heeft de heer Akinci dat al genuanceerd want als je dat zo keihard onverkort als uitgangspunt zou opnemen, als amendement, zonder de opmerking die de heer Akinci er bij gemaakt heeft, ten aanzien van de keuzes die we al gemaakt hebben, ten aanzien van de zaken die we al in uitvoering hebben gezet, zoals de grootschalige ontwikkelingen in Teteringen, zoals het traject wat we met de Klokkenberg aan het lopen zijn, of zoals de visie voor Bavel die nog aan de orde zou kunnen zijn, dan zou je die dus eigenlijk op slot zetten en dan de voorrang geven op de inbreidingslocaties. En zo kan het natuurlijk niet zijn. Dus die locaties van Teteringen, van de Klokkenberg en van Bavel reken ik dan als iets wat al besloten is. En als u dan vraagt, als zich dan nieuwe locaties aandienen, kiezen wij dan voor inbreidingslocaties boven grootschalige uitbreidingen, dan is het antwoord van het college onverkort: natuurlijk, omdat dat uiteindelijk ook in die keuzes ook bij een duurzame ontwikkeling van de stad hoort. Voorzitter, ik denk dat de motie van de VVD van mevrouw Van Hasselt, dat ik die eigenlijk impliciet in mijn betoog van zojuist ook besproken heb. Ik ben zeker blij met die motie omdat die het college ook ondersteunt richting de discussie de we wellicht met de provincie zouden kunnen voeren op het moment dat we die onderbouwing hebben, als het gaat om die groei van de regio Breda, want u heeft terecht Etten Leur en Oosterhout daarbij genoemd, wat anders is dan de krimp die in West Brabant aan de orde is. Als we dat nog beter kunnen onderbouwen, ook met cijfers waar het dan naar toe gaat en wat die behoefte is, met die motie van u als raad, kunnen we nog duidelijker bij de provincie dat signaal afgeven dat we daar dus samen iets mee moeten en dat we niet daarmee de toekomstige groei van Breda zouden moeten kunnen blokkeren. Te aanzien van particulier opdrachtgeverschap voorzitter, - dat is mijn laatste punt -, zijn we nu al in feite aan het inspelen op die behoefte. We zijn aan het kijken hoe we bij de locatie Bouverijen in Teteringen al vrij snel met zo'n traject kunnen beginnen, om zeg maar in de eerste plannen die we

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2010 | | pagina 37