788 over de winkeliersclubs gaan. En ik wil u toezeggen dat de koopzondagen in ieder geval een vast onderdeel op de agenda zullen zijn. Ik ga even de hoofdpunten af. U vraagt naar een meldpunt. Ik ben van mening dat een meldpunt niet nodig is. Ik denk ook niet dat je voor dit soort hele algemene zaken een meldpunt zou moeten instellen. Als er klachten zij,n dan kunnen die in het reguliere overleg wat wij als gemeente hebben met de binnenstad, aan de orde komen. Er wordt gesuggereerd dat het opnemen van 19 koopzondagen in de verordening een goede optie zou zijn. Dit wordt tegengesproken met argumenten, ook door uw raad, waarbij u aangeeft dat er ook groepen winkeliers zouden zijn die juist minder koopzondagen open willen. En dat kan dan dus niet. Dat is dus een beetje een lastig beeld. Dat kan wel maar dat geeft heel veel onduidelijkheid want als in de verordening staat dat het Ginneken 19 koopzondagen heeft en ze willen er maar 12 open, is dat communicatie die tot verwarring leidt. Maastricht heeft een ander model, dat klopt. Maar daar kom ik zo op. U vraagt ook naar de communicatie. U moet zich afvragen, - althans ik vraag mij af -, wat de rol van de overheid is in het communiceren over de openingstijden van de slagerij op het Valkeniersplein. Ik heb u dat voorbeeld vorige keer ook aangegeven. Toen gaf u mij aan ja, dat is geen overheidstaak. Dat vind ik ook. Maar waar leggen we de grens? We hebben in de commissie afgesproken: wij communiceren de convenant openstellingstijden op de gemeentelijke website, geven dat ook aan en het is vervolgens aan de ondernemers om onduidelijkheid waar zij eventueel voor zouden vrezen, dat mensen bij hen voor een gesloten deur zouden staan, of niet komen als ze wel open zijn, dat is wat ons betreft verder aan de ondernemers. Het afstemmen van de voorzieningen, met name het parkeren. Volgens mij is daar ook helder over gesproken. Wat we namelijk zeggen, is dat als de winkels dicht zijn, de parkeerplaatsen dicht zijn, en als de winkels dicht zijn gaan de parkeermeters dicht en als de winkels open gaan, gaan de parkeermeters open. Daar is een discussie over geweest, over waar die parkeermeters dan open en dicht zijn. LI heeft van de heer Willems gehoord over welke straten dat gaat. Die inloopstraten doen mee in dat open en dicht zijn, want anders hebben we daar een issue. Dus die lopen in dat regime mee. En de convenantdagen voor de binnenstad zijn de dagen waarop de parkeermeters open gaan. Dat is de duidelijkheid. Geen 52 dagen, 19 zondagen. Dat gaan we doen. Dat is het plan. Dat is het idee. De vraag was: wanneer gaan de parkeermeters open? Die gaan open op de 19 convenantzondagen. Dat lijkt logisch en dat is het volgens mij ook. Dan nog even wat specifieke andere vragen. Of wij de specifieke relatie tussen de binnenstad en het gebied buiten de binnenstad, of wij zouden willen faciliteren dat daar afspraken over convenanten komen. Ik heb wat vragen gehad al en ik heb gezegd dat ik graag met wat voorbeelden hoe je zo'n convenant kan sluiten, wil ondersteunen. Ik zie het niet als rol van de overheid om winkeliers bij elkaar te roepen, om de tafel te gaan zitten, en hen een convenant door de strot te duwen. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn. Maar als winkeliers zelf zeggen: wij willen wel maar we weten niet hoe, dan staan we klaar om dat te ondersteunen. Dat wil ik u dus graag toezeggen. Het meldpunt heb ik u gezegd. DE VOORZITTER: Houdt u een klein beetje rekening met de tijd, wethouder. Gaat u verder. WETHOUDER MEEUWIS: Ja, het zijn veel vragen. De evaluatie is een punt van orde geweest. Ik snap vanuit uw perspectief dat er vragen zijn over hoe we dat dan gaan doen. Ik heb u daar in de commissie twee dingen over gezegd. De eerste toezegging die u van mij heeft gehad en die ik u bij deze namens het college graag nog een keer wil doen, is dat als wij vast stellen dat het niet goed gaat, - en dan wil ik even de definitie van niet goed gaan hier in het midden laten, want dat zou dan uit die ondernemers of van die bewoners moeten komen. Die zeggen: wethouder we hebben 19 afgesproken en dit is al de 23e zondag. En als ze dat in juni tegen mij zeggen, dan weten we dat er iets is mis gegaan. Denk ik. Dus op dat moment, - ja ik geef zo'n voorbeeld, dan snappen we het allemaal als dat gebeurt, dan komt u naar mij of ik naar u en dan maken we een afspraak hoe we daar mee om gaan. Ik heb u toen ook gezegd: er zit altijd een handrem op. En die handrem is dat Maastrichtse model. Als blijkt dat afspraken die ondernemers met elkaar maken, het vertrouwen waar de heer Van der Horst het over had, wat wij aan de ondernemers geven, als dat onterecht blijkt te zijn, en ik ga er van uit dat dat niet zo is, ik geloof daar in, en ik geloof ook wel dat het even wennen zal zijn in het begin, die vrijheid. Minder regels roepen we met z'n allen. Hier is onze kans. Dit is de eerste keer dat we zeggen, deze regel, hup weg er mee. Als wij deze regel afschaffen en het blijkt dat het vertrouwen niet blijkt te werken, dan voeren wij het Maastrichtse model door. Dan beslissen wij in de verordening hoeveel koopzondagen er zijn. Maar geef die ondernemers nou alsjeblieft even de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2010 | | pagina 58