838
DE HEER SZABLEWSKI:
Maar als ik dat zo interpreteer, dan zegt u dus eigenlijk tegen ons: het zou zeer verstandig zijn als
u als raad die raadscommissie instelt en vervolgens met ons samen aan de slag gaat over dat hele
speelveld....
WETHOUDER MEEUWIS:
Nee.
DE VOORZITTER:
Ik stel voor dat de wethouder nu zijn betoog tot een rustige afronding probeert te brengen.
U krijgt straks de ruimte om te stemmen over moties en alles wat ingediend is.
WETHOUDER MEEUWIS:
En dan zal ik meteen uw motie meenemen; die ontraadt ik ten zeerste omdat ik ook de
uitgangspunten en uw toelichting voor geen meter kan volgen. U komt met cijfers die door het
Jonker Verweij Instituut in het kader van het Europese jaar van de armoede zijn aangedragen. U
zit al 5 jaar in deze raad, u heeft 4 jaar in de coalitie gezeten. Ik wil er niet over beginnen maar u
had de cijfers zoals die in Breda zijn, best kunnen toetsen op hoe ze zijn. En de cijfers die ik u heb
gepresenteerd, kloppen allemaal.
DE HEER SZABLEWSKI:
Er staat in die motie geen enkel cijfer. Ik weet niet waar u het over heeft.
WETHOUDER MEEUWIS:
U zegt: de feiten en de cijfers kloppen niet, dat moeten we eerst toetsen voordat we beleid kunnen
bepalen. Ik zeg u: de cijfers die ik u heb gepresenteerd en waar deze voorstellen op gebaseerd
zijn, kloppen. Neemt u dat maar van me aan.
DE HEER SZABLEWSKI:
Mijnheer de voorzitter, ik heb getracht het aan te geven, en de wethouder kan niet ontkennen dat
het rapport van wat ik aangehaald heb, andere cijfers laat zien dan twee maanden later door uw
afdeling zijn aangeleverd op vragen van de commissie. Ik heb dus al gezegd dat er dus blijkbaar
toch sprake van verschil in interpretatie of cijfers is, wat de reden zou moeten zijn voor deze raad
om dat nog eens te onderzoeken. En verder laat ik al die cijfers voor wat ze zijn. Maar een ding
kunt u in ieder geval niet ontkennen: ze verschillen van elkaar. En dat kan eigenlijk niet.
WETHOUDER MEEUWIS:
Nee, maar wat ik u zeg is: ik heb dat rapport niet opgesteld, dat heeft niemand van de gemeente
Breda gedaan. Daar zitten interpretaties in. Ik heb de cijfers aangeleverd waar wij mee werken, die
wij kennen en die hier in de begroting zitten en die hier in de afdelingen gebruikt worden. Die
cijfers kloppen. Daar ben ik op aanspreekbaar. Maar we gaan niet filosoferen of de cijfers wel
kloppen want dan werkt het systeem überhaupt niet meer natuurlijk. Dus ik vind deze motie
onzinnig.
DE VOORZITTER:
Gaat u verder.
WETHOUDER MEEUWIS:
Onzinnig.
MEVROUW KOGER:
Mijnheer de voorzitter, mag deze discussie alstublieft wat meer niveau hebben?
DE VOORZITTER:
Ja, u wisselt met elkaar van gedachten, zoals u dat doet. Ik heb u al gezegd: die norm bepaal ik
niét. Ik denk dat het hier en daar ook een onsje minder zou kunnen en dan is het nog helder. Ik
denk dat we elkaar daar even op moeten aanspreken. In dat opzicht is het goed dat u als
volksvertegenwoordiger die opmerking maakt. Ik stel voor dat de wethouder verder gaat en tracht
tot een opvatting te komen van moties en amendementen, voor zover nodig.
WETHOUDER MEEUWIS:
Ik zal de twee moties van mevrouw Koger, - daar was ik bij gebleven, toen ik geïnterrumpeerd
werd -, daarvan zeg ik: die kunnen dus beiden met de opmerking die ik er over gemaakt heb wat
mij betreft ondersteunend zijn aan de ambitie die wij graag willen.