124
2e termijn.
DE VOORZITTER:
Het woord is aan de heer Dijkhoff WD.
Ieder fractie heeft 5 minuten. Ik wil u ook allen vragen om u toch enigszins aan die tijd te houden.
Er is voor het college niet meer voorzien in een beantwoordingstermijn zoals afgesproken is.
Het woord is aan de raad, om te beginnen aan mijnheer Dijkhoff.
DE HEER DIJKHOFF:
Voorzitter, dank u wel.
Wij kijken als VVD terug op een interessante 1® termijn waar een heel specifieke vraag van de SP
kwam die ik toch graag wil beantwoorden. De SP vroeg, aan iedere partij, maar ik zal dat namens
de WD doen, waarom wij niet de inkomsten willen verhogen en waarom wij daar steevast nee
tegen zeggen. Dat is heel simpel. U wees op het boek wat we van u hebben mogen ontvangen:
Statistiek voor Dummies. U heeft toen een boek terug gekregen: Economie voor Dummies. Daar
speel ik een beetje leentjebuur uit. Inkomstenverhoging voor de overheid is namelijk altijd kosten
verhogen voor de burgers of voor bedrijven, voor private partijen. De overheid verdient geen geld,
dat is nog nooit gelukt. We kunnen het alleen maar afnemen van iemand. Daar kunnen een
heleboel redenen voor zijn. Maar dan vinden wij als VVD dat dat altijd terughoudend moet en
zorgvuldig. Wij vinden in deze tijden dat het heel goed mogelijk is om te bezuinigen op een solide
manier, zonder dat we daarvoor de lasten hoeven te verhogen. In zoverre is dat dus de verklaring.
Dan de moties. Ik ga die niet allemaal langslopen. Dus als iemand graag een reactie zou willen op
wat wij er van vinden, dan hoor ik het graag en anders ziet u ons straks stemmen.
Natuurlijk heeft het college over veel moties wat gezegd. Ten eerste over inburgering. Daar heeft
de wethouder technisch helemaal gelijk in. Dat noemen wij een zogenaamd zacht miljoen. En in die
zin zou de motie wel scherper hebben gekund. Het is inderdaad zo dat dat ene miljoen van
inburgering valt in het participatiedeel en daar moet blijven. Dat neemt niet weg dat daarvoor in de
plaats, aangezien we dat niet meer uitgeven aan inburgering, andere nu onder participatie vallende
posten, via dat miljoen kunnen en zo indirect in een tweeslag een miljoen kan worden vrij gespeeld
om toch te bezuinigen. Dus we zien op die manier met deze mondelinge toelichting dat graag
gebeuren.
DE HEER SZABLEWSKI:
Dat is allemaal geoormerkt geld.
DE HEER DIJKHOFF:
Er zijn ook kosten die nu onder participatie vallen en die niet gedekt worden uit geoormerkt geld.
Zo kun je dat vrij schuiven en dat is mogelijk bijvoorbeeld met personeelskosten.
MEVROUW KOGER:
Mijnheer de voorzitter, mag ik even? Ook op het gebied van inburgering worden er gelden
uitgegeven, niet uit het participatiebudget? Dat wil ik graag van de wethouder horen.
DE HEER DIJKHOFF:
Nee, dat is niet wat ik zei. Maar dit is een toelichting bij de motie die ik daarop nog geef en die ik
ook nageplozen heb. Dus.
DE VOORZITTER:
Even voor de orde. Er wordt niet meer gesproken met het college. Dat is ook nadrukkelijk zo
besproken. U heeft ook van het college gehoord dat wij naar aanleiding van de moties, zoals die
aangenomen worden, de zaak zullen bewerken, terugkomen met de Voorjaarsnota. Dan zullen
mogelijk ook nog een aantal zaken u bereiken die relevant zijn. De heer Dijkhoff gaat verder.
DE HEER DIJKHOFF:
Dank u wel, voorzitter.
Ook in zijn algemeenheid horen we toch natuurlijk bij het college wat mitsen en maren. In die zin
was dat een erg gezonde onderstreping van het feit dat er, ondanks wat complottheorieën die
gesuggereerd werden, geen verschil is in behandeling tussen oppositie en coalitie. Want ook
menige motie van de coalitie werd kritisch bejegend. In die zin deed me dat een beetje denken aan
een onderhandeling, waar ik natuurlijk niet al te veel over mag zeggen, maar laat ik het abstract
houden. Toen heb ik ook weieens het fenomeen gezien dat de partijleider op een moment, dat die
persoon kandidaat wethouder werd, en ineens iets voorzichtiger en terughoudender ging kijken
naar besluitvorming en ingediende voorstellen voor bezuiniging. Dus die terughoudendheid herken
ik, die sier ik, die ken ik ook van het college, die leidt er alleen niet toe dat wij een grote aanleiding