125
zien om veel te veranderen want wat duidelijk is met de moties vanavond van de partijen die
aangenomen worden, is de kaders die wij als raad meegeven. En natuurlijk komt er nog een
uitwerking terug, maar de kaders zijn helder, de aantallen zijn heider, de streefgetallen zijn helder,
de partijen hebben de indruk dat dit moet kunnen. Wij verwachten dan ook dat als het college met
uitwerkingen komt, en toch zegt: dit voorstel zien wij liever iets anders, we hebben liever hier een
wat andere invulling van, dat daar het totaalbedrag wat in die moties komt, in ieder geval aan bod
komt. En dan eventueel met een klein alternatief voorstel, dat is een uitwerking, en dat alternatief
dan ook zo dicht mogelijk ligt bij de lijn waar de motie de bezuiniging in zoekt. En op die manier
kunnen wij volgens mij een hele goede bezuiniging uit deze takendiscussie halen en het in ieder
geval door ons nagestreefde 10 miljoen realiseren. Tot zover eigenlijk mijn inbreng. Ik had echt
niet het idee om al die moties nog een keer na te lopen.
DE HEER VAN LNTEREN:
Voorzitter, mag ik dan nog wel een vraag stellen?
DE VOORZITTER:
De heer Van Lunteren.
DE HEER VAN LUNTEREN:
Bedankt voor het antwoord op mijn eerste vraag. Ik begrijp dat u geld belangrijker vindt dan
maatschappelijke meerwaarde en sociale voorzieningen in de stad. Dat is uw goed recht, dat is uw
opvatting. Ik deel die niet.
Maar ik had een tweede vraag gesteld over die zoveel anderhalf promille. Bent u het met mij eens,
dat wat wij hier doen, weinig te maken heeft met die discussie die draagvlak uit de stad kan
hebben, dat we hier gewoon onze eigen hobby's zitten te verdedigen en dat we eigenlijk de hele
kerntakendiscussie daar niet voor nodig hadden en eigenlijk ook niet gebruiken, in die zin dat het
niet terecht zou zijn dat we die daarop baseren, deze discussie?
DE HEER DIJKHOFF:
Uw eerste punt, maatschappelijke meerwaarde vind ik niet belangrijker dan geld. Ik vind geld een
noodzakelijkheid om maatschappelijke meerwaarde te kunnen creëren en de sociale voorzieningen
die u koestert, in stand te houden. En op langere termijn is het dan ook noodzakelijk om niet alleen
naar de voorliggende koek te kijken en die te verdelen, maar er voor te zorgen dat er ook voor de
volgende generaties nog koek is, zodat deze dezelfde debatten kan voeren over hoe ze die dan
weer moeten verdelen. Dat is investeren in groei en in economie zodat er op langere termijn geld
is om die maatschappelijke meerwaarde in stand te houden.
Die 1,5 promille als draagvlak, ja ik heb nog nooit beweerd namens de WD dat de takendiscussie
een soort referendum onder de bevolking was. Ik baseer de steun van mijn voorstellen dan ook
niet alleen op het feit dat ze ook nog eens herhaald zijn en wat breder gedragen werden in de
takendiscussie, maar ook gewoon op de verkiezingsuitslag die mij een mandaat heeft gegeven dat
mensen in de stad, in ieder geval wat mijn partij betreft, ik weet het niet precies, iets van 22%,
vinden dat de ideeën die de WD erover heeft, gesteund moeten worden. Dus dat koppel ik
natuurlijk daar ook aan, aan dat mandaat.
DE HEER VAN LUNTEREN:
Die eerlijkheid siert u. Dank u.
DE VOORZITTER:
Goed mijnheer Dijkhoff, zeer bedankt. Mevrouw Haagh.
MEVROUW HAAGH:
Het is maar een hele korte vraag. Het ging eigenlijk om de uitleg van de wethouder, aangaande uw
motie van de weekmarkt waarin de wethouder aangaf: dat kan als consequenties hebben dat het
aantal weekmarkten zal afnemen. Ik wil even van u horen wat de strekking van uw motie, wat de
gedachte daarachter is. U erkent de sociale functie van de weekmarkten. Is het echt alleen bedoeld
om kostendekkend te worden of heeft u er geen probleem mee als er gewoon een aantal
weekmarkten niet meer doorgaan? Wat is de intentie?
DE HEER DIJKHOFF:
De intentie is om het kostendekkend te maken. Het gevolg kan zijn, maar dan lopen we erg op de
zaken vooruit, dat is eigenlijk gevaarlijk, maar goed, ik zal in het kader van de eerlijkheid gewoon
de lijn doorzetten, het gevolg kan zijn dat er geconstateerd moet worden dat de markt in die vorm
zoals die nu is, in deze tijden niet meer rendabel is zonder overheidssteun, zonder subsidie. We
leven ook niet meer in tijden dat we voor onze groentevoorziening en vis en brood afhankelijk zijn