Dan de heer Akinci. Waren wij eerder op de hoogte? U vindt een chronologisch overzicht. En het is
volgens mij aan u om op basis daarvan tot een opvatting te komen. Er zijn diverse momenten. Ik
weet van mijzelf het moment waarop mij gemeld is dat er zorgpunten waren. Dat heeft geleid tot
een rapport. En op basis daarvan is gezegd: wij moeten tot een vervolgrapportage komen. U ziet
ook in het stuk dat mede onder andere door de vorst van de afgelopen 2 jaren de zaak heel ernstig
is versneld en verslechterd. Maar daarbij hebben wij ook als gemeente moeten zeggen, we zullen
buitengewoon goed moeten weten wat de echte status is van het gebouw, de kwaliteit en het
perspectief, alvorens te zeggen: we gaan die of die richting daarmee uit. En het is denk ik aan u op
basis van de stukken om daar een eerste opvatting over te vormen en daar zo nodig, - en ik ga
daar ook van uit -, op 26 mei met elkaar het gesprek daarop op voort te zetten.
Zouden we dit eerder hebben kunnen voorkomen? Zou het voorkomen hebben kunnen worden? Ik
denk dat dat niet zo is.... Mogelijk wel, maar dat heeft niet plaats gevonden. En laat daar geen
misverstand over zijn, de hele zaak vindt nog altijd plaats onder de politiek bestuurlijke
verantwoordelijkheid. Zo is het. En het is dus aan het college om dat met u als raad te delen en te
kijken wat daarvan de betekenis is. Ik heb u de verschillende momenten gememoreerd, tenminste
als ik mag zeggen wat ik onderscheid. En dan onderscheid ik een 4-tal periodes. Natuurlijk, een
periode waarin alles speelde rondom die afwikkeling, ik herhaal het nog een keer, daar is over
gedebiteerd, dat heeft geleid tot opvattingen, tot uitkomsten, schikkingsvoorstellen. Dan komt er
een periode van betrekkelijke rust en een storing wegens de storm. En dan in 2007 komen er een
aantal signalen. En dan gaat het er om wat nu die hardheid is van die signalen. En daar waren ook
diversiteiten in opvattingen. Toen hebben we gezegd: dan moeten we een slag maken. En dat
nieuwe rapport van Bouwpathologie, ja dat is in dat opzicht helder en dat heeft in ieder geval bij
ons de alarmbellen doen rinkelen. Dat is denk ik het verhaal. En ik wil, ter wille ook van de tijd, nu
daar niet uitgebreider op ingaan. Daarbij zeg ik dat het perspectief moet zijn: hoe kunnen we
vooruit komen. Dat is een. Twee, wat kun je voor andere bouwprojecten met ingewikkeldheden
van de casuïstiek leren? Wat betekent het ook voor de archivering? Dat kan niet en daarom bied ik
oprecht ook mijn excuses aan. Daar voel ik mij ook verantwoordelijk voor. En ik kan wel zeggen:
daar en daar is het zo gebeurd. Wij dragen dat, dat moet ook. En welke lessen zijn er uit te leren?
Ook voor andere projecten, enzovoorts. En ook daarover heeft het college al gesproken.
Wat kun je hier nu van leren? Dat er wat van te leren valt, dat is mij inmiddels wel duidelijk.
Kortom, op 26 mei, wat mij betreft, spreken we met elkaar verder. En ook als het gaat om de
richting.
Dan de heer Vos. Ik vind dat een hele begrijpelijke vraag. Maar als nu blijkt uit dit rapport dat er
toch op een aantal opvallende wijzen zaken zijn gebeurd waarvan je eigenlijk zegt door de bril dat
had zo niet gekund of gemogen en dat is aanwijsbaar, dan vind ik datje wel optimaal die weg
moet onderzoeken. Anders laten wij dat liggen. En u vindt denk ik in het verhaal het een en ander
aan informatie. En ook daarover zullen wij moeten delen en moeten kijken wat het perspectief is
met ook een zeker eindpunt aan de horizon. Dat is mij ook wel duidelijk.
DE WAARNEMEND RAADSVOORZITTER:
Dank u wel. Ik denk dat dit punt hiermee voldoende is besproken. Ik geef het woord terug aan de
burgemeester.
DE VOORZITTER:
En ik dank mevrouw Van Hasselt voor haar rol van waarnemer.
Dan is aan de orde: Water in de stad. Het woord is aan de heer De Beer.
DE HEER DE BEER:
Dank u wel voorzitter.
Het college heeft onlangs besloten om de voorstellen uit de Visie Water en vrije tijdsbesteding te
onderzoeken op haalbaarheid. En daar zitten hele ambitieuze voorstellen in. D66 is ook erg
benieuwd naar die uitwerking en die toets van die voorstellen. Wij vinden het water in de stad
namelijk een kernkwaliteit van de stad. En die kernkwaliteit kan verder uitgebouwd worden. Wat
wij echter ook vinden, is dat de huidige staat van onderhoud van de singels in diverse opzichten
nog niet voldoende is en verder op niveau terug moet komen. Wij vinden daarom dat een aantal
vragen op dit moment op zijn plaats is, een aantal vragen dat mogelijk al wel is aangestipt bij de
commissiebehandeling van de Visie Water en vrije tijdsbesteding, maar waar volgens onze fractie
nog geen concreet antwoord op is gekomen. We hebben daarom een aantal vragen.
Is het college met D66 van mening dat de huidige staat van onderhoud van de singelkanten
aandacht behoeft? Heeft het college overleg met het waterschap hierover? Is het college bekend
met de beperkte diepgang op diverse plaatsen in de singels of de Mark en de beperkingen en de