174
3. VERORDENING LEERLINGENVERVOER.
je weer kunnen zeggen: we laten die directe bouwtitels toe. Dat is dus echt het gevaar wat er in
schuilt.
En het antwoord op de tweede vraag. U heeft gelijk, er zou inspraak volgen maar het beleidskader
wat door het college van B&W is vastgesteld, heeft ook rechtskracht en helaas hadden wij graag
gezien dat die inspraak dus geweest was. Daar zouden we zelf natuurlijk goed op hebben kunnen
letten en het college daaraan hebben kunnen herinneren. Maar het is nog niet gebeurd. Dus ik
hoop wel dat het gaat gebeuren en dat alsnog het bedrijventerrein Hazeldonk aan dat beleidskader
getoetst kan worden.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer.
Nog behoefte aan een reactie wethouder?
Korte reactie van de wethouder.
WETHOUDER ARBOUW:
Heel kort voorzitter, ten aanzien van die precedentwerking. Het staat de raad natuurlijk altijd vrij
om het ruimtelijk beleid in bestemmingsplannen voor grote gebieden juridisch planologisch vorm te
geven en dat betekent voor die voorbeelden die de heer Vos aangeeft, die bedrijventerreinen, dat
dan de raad natuurlijk ook kan kiezen voor postzegelbestemmingsplannen voor deze mastlocaties.
Dus het precedent van Hazeldonk zal zeker niet gelden voor Heilaar en Hoogeind.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer.
We gaan over tot de stemming.
Aan de orde is het amendement.
Is er behoefte aan het afleggen van stemverklaringen?
Wie is voor het amendement? Partij van de Arbeid, SP.
Wie is tegen het amendement? De overige fracties.
Het amendement is geacht te zijn verworpen.
Wie is voor het voorstel?
MEVROUW SCHOKKER:
Voorzitter, zou ik nog even een stemverklaring mogen geven?
DE VOORZITTER:
Ja, ja.
MEVROUW SCHOKKER:
Voor dit voorstel.
DE VOORZITTER:
Ik had het moeten vragen.
Stemverklaring mevrouw Schokker, uiteraard. Gaat uw gang.
MEVROUW SCHOKKER:
GroenLinks blijft van mening dat het bouwen van reclamemasten alleen economisch voordeel voor
de bedrijven en de stad kunnen opleveren na zorgvuldige afweging. Daarom stemmen we in met
het bestemmingsplan met uitzondering van het artikel 3.2.4., lid d.3.
DE VOORZITTER:
Waarvan akte. U krijgt aantekening tegen op dat onderdeel. Ik geloof dat het dan toch om het
voorstel gaat. Wie is voor het voorstel?
Dan is het voorstel aangenomen.
Dank u zeer.
le termijn.
DE VOORZITTER:
Wie van u hierover?
Het woord is aan de heer Van den Berg, Breda'97. Gaat uw gang.