177
DE VOORZITTER:
Dan mijnheer Stubenitsky.
DE HEER STUBENITSKY:
Voorzitter, wij hadden eigenlijk ook wel moeite met het voorstel. Maar die motie haalt voor ons de
scherpe kantjes er af en als die motie van de WD en GroenLinks wordt aangenomen, kunnen wij
akkoord gaan met het voorstel.
DE VOORZITTER:
Dan de heer Akinci, GroenLinks.
DE HEER AKINCI:
Voorzitter, dit punt staat niet op de agenda omdat we zo nodig willen bezuinigen op het
leerlingenvervoer, dit punt staat op de agenda vanwege de houdbaarheid van de financiën en het
in stand kunnen houden van deze voorziening. Niet de helft van het budget gaat er aan, zoals er
onterecht stond, maar het gaat over 5%, 100.000,— op 1,9.
Hoe dan ook, toen het voorstel op de agenda stond, gaf dat bij ons te denken. Hoe zouden we nu
de voorziening van het leerlingenvervoer in gaan richten op het moment dat we zo'n verordening
en zo'n systeem helemaal opnieuw zouden mogen opbouwen? En onze conclusie daarbij was: bij
het al dan niet toekennen van leerlingenvervoer moet niet de afstand tussen school en woning
bepalend zijn, maar de vraag of leerlingen al dan niet zelfstandig of dankzij ouders en verzorgers
op school kunnen komen. Ofwel, niet de kilometergrens zou bepalend moeten zijn, maar de
individuele noodzaak. Zo doen we dat ook al jaren bij de toekenning van vervoersaanvragen in het
kader van de WMO.
Voorzitter, wat beoogt nu de motie die de heer Aartsen zojuist heeft ingediend? Het is een
opdracht aan de wethouder voor het schooljaar 2012-2013, een uitgewerkt voorstel te maken
waarin de maximale afstand van 6 kilometer uitgangspunt is en op basis van de individuele
situatie, de individuele beperking en de thuissituatie, leerlingenvervoer kan worden toegekend bij
kortere afstanden dan die 6 kilometer. En het tweede deel van de motie vraagt het komende jaar
een ruime toepassing van artikel 20 en 29 te hanteren zodat leerlingen die weliswaar geen fysieke
handicap hebben, maar om andere redenen leerlingenvervoer nodig hebben om op school te
kunnen komen, ook in aanmerking komen voor leerlingenvervoer. Dat is de tweede trap.
Een aantal mensen heeft gevraagd: waarom geen amendement? Allereerst er is wat verschil van
mening over de interpretatie van artikel 20 op dit moment. Wat ons betreft, is deze motie een
opdracht aan de wethouder om bij artikel 20, en waar dat niet voldoende is, via artikel 29, een
ruime toepassing te hanteren. Dus dat betekent mensen waarvan je aanvoelt dat zij behoefte
hebben aan leerlingenvervoer maar het volgens de strikte interpretatie van de regels niet krijgen,
en dan heb je het bijvoorbeeld over mensen met een gedragsbeperking, die wel begeleiding nodig
hebben, die niet alleen met een ouder in de auto kunnen zitten omdat ze bijvoorbeeld last hebben
van agressie, het gaat dan om een handjevol mensen, die horen daar wat ons betreft bij. Dat is de
opdracht aan de wethouder.
Het uitwerkingsvoorstel vraagt volgens mij iets meer tijd. Dat kunnen we nu niet bij amendement
regelen. Je moet ook even kijken hoe zo'n systeem het komende jaar zou werken. Daarom het
verzoek aan de wethouder om voor het schooljaar 2012-2013 met een definitieve uitwerking van
dit idee te komen.
Tot zover voorzitter.
DE HEER KLUIJTMANS:
Voorzitter, mag ik een interruptie plaatsen?
DE VOORZITTER:
Mijnheer Kluijtmans, gaat uw gang.
DE HEER KLUIJTMANS:
Dank u wel.
De heer Akinci praat terecht ook over de artikelen 20 en 29 waar nu al een aantal mogelijkheden
zitten, ook tot maatwerk. En ik kan nog volgen dat daar misschien wel eens naar gekeken zou
mogen worden. Maar hoe schat u dat nu in? Want nu op dit moment vindt er ook maatwerk plaats,
in ieder geval is er mogelijkheid om maatwerk te plegen, nu ook al. Dus waarin gaat dat verschillen
in uw visie in de nieuwere situatie, bijvoorbeeld een uitwerkingsvoorstel?
DE HEER AKINCI:
Twee zaken. Dat maatwerk kan nu al, op het moment dat er een ruime interpretatie wordt
toegepast van die 2 uitzonderingsclausules. Je kan er ook een enge interpretatie op na houden.