178 Dan zouden alleen mensen die behoefte hebben aan rolstoelvervoer, mensen dus met een fysieke handicap die een speciale auto nodig hebben, in die enge interpretatie in aanmerking komen, terwijl ook belangenorganisaties als BCG zeggen: dat mag wel iets ruimer. Waar het uitwerkingsvoorstel in voorziet, is die kiiometergrens die we nu oprekken naar 4 kilometer, naar de maximaal toegestane 6 kilometer op te rekken. En wat mij betreft, zou het naar oneindig opgerekt mogen worden omdat wat mij betreft niet mensen die bijvoorbeeld in Almkerk naar school gaan omdat ze daar zo nodig die ene school vinden van die speciale denominatie, en wie mag dat betalen, voilé de gemeente. Daar is die voorziening wat mij betreft niet voor in het leven geroepen. Het uitwerkingsvoorstel vraagt dus om alleen die categorieën in de toekomst vervoer toe te kennen waarvan je aanvoelt, die kunnen echt niet door met ouders, met hun verzorgers, of zelfstandig naar school gaan. Helaas is 6 kilometer de maximaal toegestane limiet. Maar laten we die dan in ieder geval hanteren en daaronder een soort filter hanteren: wie heeft het nodig, wie krijgt op basis van individuele toekenning die voorziening, net zoals nu al bij de WMO gebeurt. DE VOORZITTER: Mevrouw Heerkens, Partij van de Arbeid. MEVROUW HEERKENS: Voorzitter, voor ons ligt het voorstel om de kiiometergrens voor eigenlijk alle schoolsoorten voor jongeren met een beperking op te trekken tot 4 kilometer. Dat wil zeggen dat in principe elke jongere met een fysieke of een verstandelijke beperking die woont binnen die grens van 4 kilometer van zijn of haar school, zelf voor vervoer moet zorgen of in ieder geval zijn ouders of verzorgers. Met het WD raadslid de heer Aartsen en later ook met de heer Akinci, heb ik de afgelopen dagen een intensieve discussie gevoerd, zowel over het uitgangspunt van die kiiometergrens, als over de mogelijke uitzonderingsbepalingen. En met hen ben ik van mening dat in plaats van de kiiometergrens beter de individuele situatie van de jongere en de omstandigheden van de ouders of verzorgers als uitgangspunten kunnen worden genomen. En daarom zou het goed zijn als in het schooljaar 2012-2013 nieuwere en betere uitgangspunten worden geformuleerd, samen met de gebruikers van deze voorzieningen en met hun vertegenwoordigers. De vraag aan het college is: bent u bereid om dit nieuwe beleid te ontwikkelen, en dan dit in samenwerking met de betrokken organisaties te doen? En daarbij wil ik u melden dat de BCG gratis landelijke ondersteuning krijgt in het kader van de versterking van de cliëntpositie en van daaruit in staat is een wezenlijke bijdrage te leveren aan dit nieuwe beleid. Dan de uitzonderingsbepaling voor het komende schooljaar. Want op dit moment zitten we immers nog met het hanteren van die kiiometergrens van 4 kilometer. In artikel 20 van de verordening staat die uitzondering. Vrij vertaald zegt dat: stel nou dat de aard van de beperking dusdanig is dat je van de ouders ook niet binnen die straal van 4 kilometer kan verwachten dat ze zelf hun kind naar school brengen, dan kan er een uitzondering worden gemaakt. Maar nou komt het. In de college omslag, ook bij de ambtelijke navraag, wordt deze beperking zo uitgelegd, dat dit alleen opgaat als aangepast vervoer, dus dat vervoer met die speciale taxi, technisch de enige mogelijkheid is. In de toelichting dus. En technisch betekent bijvoorbeeld als iemand in een rolstoel zit. Echter, er zijn ook kinderen met een verstandelijke beperking, gecombineerd met vormen van agressief gedrag, dusdanig dat het alleen vervoeren door een van de ouders, een onverantwoorde situatie met zich mee brengt. Ik moet daar eerlijkheidshalve bij zeggen dat dat ook in de oude verordening zo was. Dus dat is ook voortschrijdend inzicht, zowel bij de gebruikers en de vertegenwoordigers als ook bij ons. Ook in die gevallen zou een uitzondering mogelijk moeten zijn. En gelooft u me, dat geldt echt niet voor alle 163 jongeren. Immers hier is extra begeleiding nodig. En de BCG wil dit samen met de stichting WIJ en het STIP opzetten van een flexpool met vrijwilligers en die kunnen ze het komende schooljaar al leveren. En ik wijs er op dat de gemeente vanuit de wetgeving van het speciaal onderwijs en het primaire onderwijs verplicht is die begeleiding ook aan te reiken. Kan de wethouder expliciet toezeggen dat de formulering in artikel 20 over de aard van de handicap zowel kan slaan op een fysieke als op een verstandelijke beperking? De letterlijke tekst lijkt dit ook in te houden maar in de toelichting in de college omslag wordt deze uitzonderingsbepaling tot jongeren beperkt met een fysieke beperking. Daarmee lijkt dus een groep uitgesloten te worden die ook vanwege de aard van de handicap aangepast vervoer nodig heeft, namelijk: aangepast met begeleiding. Graag een helder antwoord van de wethouder. In de gezamenlijke motie van de VVD en GroenLinks staat dat men denkt dat die jongere met die verstandelijke beperking met ook agressieve problemen, dat dat opgelost zou kunnen worden via de discretionaire bevoegdheid. Maar op zich is het handhaven, het hanteren van een discretionaire bevoegdheid iets wat je doet in een zeer uitzonderlijke situatie. Het zou kunnen dat de wethouder zegt: maar omdat ik nieuw beleid ga opzetten, - als zij dat van plan zou zijn -, dan kan ik dat wat ruimhartiger interpreteren. Zo leg ik eigenlijk ook de woorden van de heer Akinci uit. Als de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 35