181 DE VOORZITTER: Dit is de 2e termijn. MEVROUW HEERKENS: Dat hadden wij allebei niet zo begrepen. Dan zou ik heel graag, gezien ook de antwoorden van de wethouder, die voor mijn fractie cruciaal zijn, en ik heb niet alle ins en outs, een korte schorsing willen vragen van 10 minuten om deze problematiek nog een keer aan te kaarten omdat zij de beperking van beide artikelen toch weergeven waardoor we toch moeten afwegen of we de motie kunnen ondersteunen. DE HEER AARTSEN: Voorzitter, zou die schorsing ook na de 2e termijn mogen plaatsvinden, zodat we het debat nog met de wethouder kunnen aangaan? DE VOORZITTER: Nee, er wordt nu gevraagd om een schorsing. Dat moet ik toestaan. DE HEER AKINCI: Excuses dat ik u dan wil onderbreken want ik wil in het kader van de beantwoording van de wethouder in de le termijn eigenlijk nog heel even een naruptie plaatsen of een verduidelijkende vraag stellen. DE VOORZITTER: Dan eerst de verduidelijkende vraag. De heer Akinci nog in de richting van de wethouder en dan zo nodig mevrouw Heerkens en dan kunnen we kijken of we wel of niet tot de 2e termijn kunnen komen. DE HEER AKINCI: Voorzitter, het ging eigenlijk over de toepassing van de discretional re bevoegdheid die u noemde en de interpretatie van artikel 20. U zegt: discretionaire bevoegdheid, artikel 19, wordt toegepast, selectief, en artikel 20 hoorde ik u letterlijk zeggen, voornamelijk fysiek, maar ook daar zijn uitzonderingen op mogelijk en worden, uiteraard ook weer selectief, toegepast. De vraag is eigenlijk: mag ik dat zo vertalen dat ook in de huidige situatie, dat zou ook voor het komende schooljaar met de 4 kilometergrens zo zijn, dat de toepassing, in de ruime toepassing van die 2 artikelen plaats vindt in die situaties waarbij logischerwijs de leerlingen, ook al zouden ze strikt genomen misschien niet in aanmerking komen, binnen die uitzonderingscategorie vallen op het moment dat zij anders niet op school zouden kunnen komen? WETHOUDER BOELEMA: Ja, dat is natuurlijk, uiteindelijk altijd kijkje vanuit het belang van het kind waarbij je natuurlijk wel in acht neemt dat het recht op zorg wel omgebogen zou moeten worden naar de plicht tot opvoeden. Want dat is natuurlijk wel uiteindelijk waar het om gaat. Dus je kijkt altijd vanuit het kind en er zijn ook situaties in Breda waar bijvoorbeeld zo'n kilometergrens, nou ja, 3,9 of 4,1 dat kan dan het verschil maken en als het wel in te passen is binnen het vervoer zoals het bestaat, dan zijn dat bijvoorbeeld uitzonderingen op de regels die mogelijk zijn. Ook waar het gaat om bijvoorbeeld onderwijstype wat wij hier wel in de stad hebben maar waarbij een specifieke begeleiding, bijvoorbeeld in Roosendaal of Tilburg wel geboden is, waarbij je eigenlijk strikt genomen kunt zeggen met elkaar, ja je kunt ook in Breda dat onderwijs volgen, kijken wij toch, zijn wij wel coulant om te kijken, even vanuit het perspectief van het kind, met een advies uiteindelijk van het onderwijs, - want dat is wel cruciaal daarin -, kijken wij dan of het toch niet mogelijk is om in die zin af te wijken van de regels. Dus dat doen wij op dit moment sowieso ook al. DE VOORZITTER: Mevrouw Heerkens. MEVROUW HEERKENS: Als ik het mag vertalen wat de heer Akinci bedoelt, noemt hij het in algemene termen. Ik wil het concretiseren. Als het nu gaat om die kinderen met een verstandelijke beperking en agressiviteit, die combinatie, waardoor het dus blijkt dat het onverantwoord is om een van die ouders het kind naar school te laten brengen omdat er ook begeleiding nodig is. Vandaar ook dat die flexpool nodig is. Je bent dat ook wettelijk verplicht en dat schijnen we in Breda ook niet altijd gedaan te hebben. Dat verwijt ik u niet want ook bij ons is dat voortschrijdend inzicht aan het ontstaan en bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 38