182 gebruikers. Dat komt omdat sommige kinderen nu gewoon thuis zitten. Dus het gaat wel ergens om. Zegt eigenlijk volgens mij de heer Akinci, en zo bedoel ik het, kunnen we dan zeggen, en de combinatie maakt mij dan eigenlijk niet meer uit, van artikel 20 en 29, dat in die gevallen, die artikelen, of een van die artikelen, ruimhartig wordt toegepast, in de gevallen van verstandelijke beperking plus agressiviteit. WETHOUDER BOELEMA: Ik zeg u toe wat ik heb gezegd, dat wij kijken naar de specifieke situatie van een kind. En ik vind ook niet dat het aan ons is om als een professional te oordelen over wat een specifiek geval is. Want u noemt een aantal casussen, waar ik me van alles bij kan voorstellen. Maar ik vind ook dat dat iets is watje met het onderwijs ook samen moet afwegen. Dat is waarom wij ook in die artikelen opnemen dat er een advies onder moet liggen van het onderwijs zelf of dat inderdaad een specifiek geval is waar een kind specifieke begeleiding nodig heeft. En op dat moment gaan wij daartoe over. MEVROUW HEERKENS: Voorzitter mag ik nog even want uw ambtenaren leggen dat restrictief uit, zowel de uitzonderingsbepaling als artikel 20. En het gaat er mij om dat als ik bestuurlijk aanstuur, dat er wat ruimhartiger alleen in die gevallen, - en gelooft u me, dat gaat echt niet om alle 163 -, dus u haalt een deel van de bezuiniging, tegelijkertijd krijgt u de gebruikers mee straks in het ophogen van de kilometergrens naar 6 kilometer. Dus dat betekent dat je nog verder kunt gaan bezuinigen, en tegelijkertijd gaan zij dus ook op het totale nieuwe beleid meedenken. Dan zou het wat waard moeten zijn om te zeggen, voor the time being, voor dat ene jaar, nu we dit weten, laten we dan in dit geval, wat ook uitzonderlijk is, wat ook wordt aangegeven door de BCG, ruimhartiger omgaan met artikel 20 of artikel 29, dat maakt mij dan niet meer uit. Maar dan heb je een kwetsbare groep te pakken. Ik denk dat uw bestuurlijke aansturing, als ik de ambtelijke geluiden hoor, daarbij hard nodig is. DE VOORZITTER: Tot slot de heer Aartsen en de heer Spapens en dan gaan we echt door naar de 2e termijn. DE HEER AARTSEN: Voorzitter, dan wil ik de interpretatie van artikel 20 toch iets abstracter trekken dan mijn voorgangers zojuist want daar staat inderdaad in dat op het moment dat het college oordeelt dat iemand gehandicapt is dat alsnog besloten kan worden om leerlingenvervoer te krijgen, ondanks dat de regels zijn veranderd. En uw interpretatie en de ambtelijke uitleg daarbij is dat er met name gekeken wordt naar lichamelijke en technische handicaps van de persoon. Maar daar wil ik u toch wel wijzen op een ander artikel ook in de verordening en dat is artikel 1. lid u, waarin toch de definitie van gehandicapt toch heel erg duidelijk wordt neergezet, namelijk lichamelijk, verstandelijk of zintuiglijk. Dus dan is mijn vraag toch aan de wethouder: als er vast wordt gehouden aan die ambtelijke interpretatie van artikel 20, hoe zit het dan in verhouding tot artikel 1? Het wordt heel ingewikkeld, dat weet ik voorzitter, maar dan houdt de ambtelijke interpretatie zich niet aan de door ons, door de raad vastgestelde verordening, lijkt mij. DE VOORZITTER: Wethouder. WETHOUDER BOELEMA: U vraagt continu in andere vormen hetzelfde aan mij en mijn antwoord verandert daar niet door. Ik snap heel goed waar u naar op zoek bent. Maar dat is ook het maatwerk waartoe u mij de opdracht geeft. Geef me dan ook het vertrouwen dat we dat maatwerk toch op die manier toepassen. En natuurlijk gaat dat niet alleen maar om louter fysieke beperkingen. Ook daarvan zie ik wel eens in de praktijk hybride gevallen, zal ik maar zeggen, om het maar even zo oneerbiedig te zeggen, want we hebben het wel over kinderen, en daar kijk je ook op een bewuste manier naar. Maar wat ik wel heel belangrijk vind, is dat de school ook aangeeft dat het noodzakelijk is. Dus niet alleen de ouder, maar daar moet een advies van die school bij zitten. En daar kijken we volgens mij echt serieus naar en kijken we ook samen met de ouders wat er aan maatwerk mogelijk is. Er zijn bijvoorbeeld inderdaad ook kinderen die een gedeelte van de week naar school gebracht worden maar ook bijvoorbeeld dat we een eigen bijdrage vragen of van het samenwerkingsverband van de scholen om te kijken op die manier of we de verantwoordelijkheden hierover kunnen delen. DE VOORZITTER: De heer Spapens.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 39