189
4. RECHTMATIGHEID.
DE VOORZITTER:
Alleen mijnheer Ernst, noteer ik.
Mijnheer Ernst en de heer Voorn en mijnheer Vuijk.
Soms doet u dat heel slim; dan wacht de een op de ander.
Maar we beginnen met de heer Ernst, dan mijnheer Voorn en dan de heer Vuijk.
DE HEER ERNST:
Ja voorzitter,...
DE VOORZITTER:
En dan de heer Bos.
En nu mijnheer Ernst.
DE HEER ERNST:
Voorzitter, ik probeer ook even in tijd een goed voorbeeld te zetten.
De rechtmatigheid gaat hier eigenlijk om het verschoningsbesluit wat nodig is voor de
jaarrekening. Het gaat niet om het goed praten van grove fouten of frauduleuze handelingen, zoals
GroenLinks ook al in de commissie zei, het gaat om het achteraf herstellen van foutjes in de
uitvoering van onze eigen strenge interne regels. En wij vinden ook die transparantie gewoon heel
erg goed. Het gebeurt ook steeds minder, zowel in bedragen als in aantal. Wij waren niet zo blij
met punt 3. Dat zijn forse overschrijdingen op de kredieten, omdat er namelijk op 2 punten
fundamentele bevoegdheden van de raad raken, democratische besluitvorming en het budgetrecht.
Maar het college heeft verbeteringen toegezegd in het proces. En daarmee kunnen wij ook volledig
instemmen met dit punt.
DE VOORZITTER:
Ik dank u zeer. Snelle tijd.
Mijnheer Voorn.
DE HEER VOORN:
Misschien kan ik het nog sneller. In eerste instantie inhoudelijk qua punten kunnen we aansluiten
bij de WD. Waar het ons in het eerste debat vooral om ging, was de toon. Je gaat niet zomaar
zeggen van: oeps, fout. En zo kwam het wel een beetje over in het raadsstuk. Vervolgens krijg je
in de beantwoording eerst nog te kort van te voren een brief. En dat was ook niet ongelukkig.
Uiteindelijk wordt het prima uitgelegd. En dan krijg je links en rechts ook nog wat opmerkingen. En
dan, ja dan is het duidelijk. Je moet voor stemmen. Anders loopt het hele systeem vast. Nou, zo
pragmatisch zijn we ook wel. Dus zo simpel is het wel maar volgend jaar moet of de toon anders of
de dalende trend zogenaamd moet ingezet worden want dit is echt niet leuk wat hier zo in eerste
instantie gebeurt. Goed, het is mijn eerste jaar dat ik dit zo meemaak, het tweede jaar hoef ik dit
niet zo te zien.
MEVROUW HAAGH:
Voorzitter, mag ik een vraag stellen aan de heer Voorn? Want hij heeft zoveel woorden nodig maar
wat wil hij nou eigenlijk precies zeggen?
DE HEER VOORN:
Dat vraag ik me bij de Partij van de Arbeid ook wel eens af. Dus als we zo kunnen gaan doen.
MEVROUW HAAGH:
Dan pak ik wel even terug naar de commissievergadering. Uw toon was namelijk nogal fors in de
commissievergadering en u had zoveel kritiek op dat stuk dat ik op zijn minst verwachtte dat u hier
met grote voorstellen aan zou komen. Maar blijkbaar is er het een en ander gebeurd, waar u veel
woorden voor nodig heeft. Maar ik begrijp niet waarom uw toon dan in die tussentijd zo veranderd
is. Want dat verbaast mij wel een beetje.
DE HEER VOORN:
U heeft een juiste vaststelling van feiten opgesomd en dat daar bedank ik u voor.
DE VOORZITTER:
Nou, ik ga naar mijnheer Vuijk, Breda'97.