246
Ik geef de fracties eerst het woord. Ik wil even inventariseren. De heer Dijkhoff, de heer Van
Lunteren, de heer Stubenitsky, mevrouw Van Beek, mevrouw Koger en mijnheer Bos.
Ik geef het woord aan de heer Dijkhoff.
DE HEER DIJKHOFF:
Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Het zal u niet verbazen dat de WD er inhoudelijk wat anders
tegen aan kijkt, tegen het akkoord. Het zal u niets verbazen dat ik ontdekt heb dat ik met de heer
Szablewski een ding deel, namelijk dat we over en weer van elkaar denken dat we het beter weten.
Dus dan hebben we toch nog iets gemeen.
Dat gezegd hebbende, snap ik ook volledig dat de Partij van de Arbeid hiermee komt. Het is
zeldzaam dat er een moment is datje inhoudelijke mening en overtuiging zo mooi samenvalt met
een politiek strategische kans om het hier nog eens voor de bühne te brengen. Alleen zit daar in de
ogen van de VVD wel een beetje een misvatting in en kort door de bocht dat wij hier een VNG
sterker zouden maken in de onderhandeling. Het Kabinet wordt gecontroleerd door de Tweede
Kamer. De VNG onderhandelt namens alle gemeenten en op het congres oordelen de leden van de
VNG over hoe de VNG, de onderhandelingsdelegatie, gepresteerd heeft. Dus ik vraag me af of je
door nu al voor aan te kondigen dat je tegen gaat stemmen, tenminste het college die opdracht
mee te willen geven, de VNG sterker maakt, of juist zwakker. En een andere misvatting is dat het
niet zo is dat er een akkoord zou moeten komen. Ik ben blij dat dit Kabinet van WD en CDA hun
goede plannen zo willen vervatten dat het een akkoord is met de gemeenten maar het is geen
must. Dus de vraag is niet, het is niet zeker dat het alternatief een heronderhandeling is of een
beter resultaat.
Even los van die inhoud, vind ik eigenlijk veel belangrijker om te kijken waar we het wel als
gemeenteraad van Breda over kunnen hebben. Dat is namelijk wat wij hier als gemeenteraad
bespreken en meegeven aan het college. Daarbij is het natuurlijk iedere partij gegund om een
eigen weging te geven aan wat er ligt, al is dat wat er ligt, niet in steen gebeiteld. Juist zoals de
heer Szablewski aangaf, het feit dat er nog gesproken is en er beweging is, betekent dat je nu nog
niet weet waar ons college straks precies over moet stemmen. Dan vind ik het prima dat de
gemeenteraad en partijen daarin zorgen uiten. Dat doen wij als WD ook als wij dat nodig vinden.
Maar wij hebben er ook alle vertrouwen in dat het college dan al die zorgen op waarde weegt, als
ze naar het VNG congres gaan en als ze moeten stemmen. Wel vinden wij als VVD dat je het
college dan in hun bestuurlijke verantwoordelijkheid ruimte moet bieden om de ontwikkelingen die
nog komen, te volgen, - meestal lopen die in zo'n proces tot op de dag van het congres -, en dus
ook ruimte te geven om het eindbod wat er dan ligt te beoordelen. Waar we als raadsleden zelf
zweren, onder ede zweren often opzichte van een hogere macht om zonder last te stemmen, vindt
de VVD dat die logica ook geldt ten opzichte van onze verantwoordelijkheid ten opzichte van het
college. Ook het college moet haar wettelijke bestuursverantwoordelijkheid volgens ons zo kunnen
opnemen en niet met een last. Geef als raad een kader en laat ruimte voor de verantwoordelijkheid
en controleer dan achteraf hoe het college daarmee is omgesprongen.
De motie die nu voorligt, gaat helaas nog een stap verder en kunnen wij dus ook niet steunen. De
motie geeft een stemopdracht mee. Wat er in de tussentijd nog gebeurt, wordt buiten beschouwing
gelaten. We gaan nu al vast iets zeggen en we stemmen tegen. Zo zetten we bij het college, als
deze motie wordt aangenomen, als raad de oogkleppen op, we wijzen een kant uit, we geven een
tik op de kont en het college mag braaf gaan draven.
De VVD heeft er een andere kijk op hoe we in de Bredase politiek met elkaar om moeten gaan.
Geef je zorgen aan maar laat wel ruimte. De wethouders, en zeker ook de burgemeester die de
Bredase delegatie op het congres zal leiden, zijn professioneel en ervaren genoeg om dan het
ragfijne spel van onderhandelen te spelen binnen de ruimte en het vertrouwen wat wij hen geven.
Dank u wel.
MEVROUW KOGER:
Mevrouw de voorzitter, mag ik nog even een vraag stellen?
DE WAARNEMEND RAADSVOORZITTER:
Mevrouw Koger. Ja.
MEVROUW KOGER:
Ik begrijp het even niet maar ik heb het misschien verkeerd verstaan. U zegt: wij zitten hier als
raadsleden zonder last of ruggespraak, daar hebben we op gezworen of iets anders gezegd. En het
college zou dan ook zonder last of ruggespraak het congres in moeten gaan. Maar ik heb net het
college nog horen zeggen, - en ook een aantal mensen van ons -, dat ze toch ook dingen moeten
uitvoeren die wij gewoon vinden en ik vind dat een heel verschil. Het college uitvoeren wat de raad
vindt of zonder last of ruggespraak van alles gaat doen. Maar misschien heb ik u verkeerd
begrepen. Mijnheer....