286 omdat verondersteld wordt dat er enorm veel rek zit in het werk dat vrijwilligers en mantelzorgers bereid zijn op hun schouders te nemen. En dat in een tijd dat de steun vanuit professionele organisaties als gevolg van bezuinigingen zienderogen afneemt. Wij horen helaas te vaak: als het zo moet, dan hoeft het voor mij niet meer dat vrijwilligerswerk. En dat is het laatste wat de Partij van de Arbeid wil. Maar waar is de uitdaging? Waar is de verleiding? En waar is de beloning voor die vrijwilligers? U roept vooral: bij ons moet u niet meer zijn en u moet meer verantwoordelijkheid nemen. Nee, dat klinkt lekker uitnodigend. Ook andere partijen uit deze raad komen met voorstellen om deze visie op onderdelen aan te passen of aan te vullen. U heeft dat ondertussen gehoord. Zo ook de Partij van de Arbeid. Zoals gezegd, vinden we het onacceptabel dat alle aandacht uitgaat naar de mensen die snel uit de kaartenbakken te krijgen zijn. Juist van mensen die al langer niet gewoon werk verricht hebben, is stilstand namelijk achteruitgang. Iedere dag dat iemand niet op de een of andere manier actief is in bijvoorbeeld een stageplek, gesubsidieerde arbeid, een leerwerktraject of vrijwilligerswerk, wordt de afstand tot de arbeidsmarkt nog groter, laat die mensen nu links liggen ten gunste van de zogenaamde quick wins. En dat is volstrekt in strijd met de eerder door de raad vastgestelde Nota Arbeidsmarktbeleid. En we hopen eigenlijk dat de wethouder ons kan vertellen dat we dat volstrekt verkeerd begrepen hebben en dat zou willen motiveren. En wellicht hebben we anders daar nog een motie voor achter de hand. Het andere accent dat we als Partij van de Arbeid zouden willen zetten, betreft de subsidieverstrekking aan organisaties die op allerlei manieren een bijdrage leveren aan het meedoen van mensen aan de samenleving en het bestrijden van uitsluiting en eenzaamheid. Organisaties die vaak helemaal door vrijwilligers worden gerund en door de nieuwe regels voor subsidieverstrekking volstrekt verrast worden. Dat zijn juist die organisaties die u oproept om nog meer verantwoordelijkheid te nemen maar bij wie nu als gevolg van een soort misplaatste daadkracht de moed in de schoenen zakt om op positieve wijze toe te werken naar een nieuwe situatie met een nieuwe wijze van financiering. Zeker ook gezien het vraagstuk wat te maken heeft met de accommodaties. Ook mevrouw Van Beek refereerde daar aan. De Partij van de Arbeid vindt het niets anders dan behoorlijk bestuur als deze organisaties meegenomen worden naar die nieuwe situatie en wanneer er sprake is van een fatsoenlijke overgangstermijn. Daartoe dienen we 2 moties in. Eentje dus met betrekking tot het meegenomen worden naar die nieuwe situatie. Dat heeft te maken met het besluit wat het college wil nemen over die regels subsidieverstrekking. En aan de andere kant dus een motie over een fatsoenlijke overgangstermijn omdat we anders ons hart vast houden voor al die clubs die we keihard nodig hebben maar die nu dreigen de handdoek in de ring te gooien. En we kijken naar de steun van de andere partijen voor deze motie... DE HEER DE BEER: Voorzitter..., DE HEER HARDORFF: Van een aantal hebben we die reeds gehoord. De motie met betrekking tot uitstel, vaststelling regels, subsidieverstrekking. DE HEER DE BEER: Voorzitter, een interruptie. Ik hoor de heer Hardorff praten over 2 moties die eigenlijk pleiten voor uitstel van een eerdere motie, als het gaat over bezuinigingen op dit beleid. Heeft u daar ook financiële dekking voor? Want dat slaat natuurlijk wel een flink gat in de bezuinigingsopgave die deze stad heeft om de stad weer gezond te maken. DE HEER HARDORFF: Ik heb daarop 2 antwoorden. De regels subsidieverstrekking worden pas volgende week vastgesteld door het college. Terwijl eigenlijk uit de commissiebehandeling onder andere ook door uw vragen bleek dat er nog best veel vragen waren over wat dat nu precies betekent voor een aantal organisaties. Wij vragen niet om dat een jaar uit te stellen. Wij vragen om nog eens even zorgvuldig te kijken naar de formuleringen die daar in staan en ook daarmee nog een keer terug te komen naar de commissie in september bijvoorbeeld. Wat dat betreft, staat er dus niets in de weg om daarna, wanneer we het daar over eens zijn, of in ieder geval een meerderheid van de raad het erover eens is, om dat verder aan een uitvoering te helpen. Waar het een overgangstermijn betreft, moeten we ons ook afvragen wat het kost als je nu tegen organisaties zegt dat ze geen geld meer krijgen en die partijen worden onvoldoende meegenomen naar de nieuwe situatie, waardoor uiteindelijk echt de handschoen in de ring wordt gegooid. Wij krijgen die signalen. Dus ik vind ook het financiële argument niet het enige argument dat telt, want anders zouden we als stad straks wel eens heel duur uit kunnen zijn. Want

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 26