Volgens mij voorzitter, en ik kijk even in mijn lijstje, heb ik gereageerd op alle vragen en ook op de
moties.
2e termijn.
DE VOORZITTER:
Ik dank u zeer.
We gaan over naar een 2e termijn waarbij ik u wil vragen u toch enigszins te beperken. Dus ik wil
streven naar een spreektijd van om en nabij de 3 minuten.
Wie wenst het woord?
Het woord is aan mijnheer Aartsen, VVD.
DE HEER AARTSEN:
Voorzitter, dank u wel.
Onze vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.
Wel zou ik graag een drietal punten nog willen aanhalen ten aanzien van de moties die zijn
ingediend.
Allereerst de motie van de Partij van de Arbeid ten aanzien van de overgangstermijn. Ik begrijp dat
de Partij van de Arbeid graag een overgangstermijn van 2, of 4 of 8 jaar zou zien, gezien de
verkiezingen. Dat kunnen we helaas niet gaan doen. Sinds maart 2010 wordt er al vanuit het
college gecommuniceerd dat de vanzelfsprekendheid van subsidie ten einde gaat lopen. Bij iedere
brief richting welzijnsorganisatie, richting subsidieontvanger, staat duidelijk aangegeven dat zij
rekening dienen te houden met de verantwoordelijkheidsladder en met eventuele bezuinigingen op
komst. Dat betekent dus dat we op dit moment al 15 maanden lang, - ik heb het even uitgeteld -,
15 maanden lang aan het communiceren zijn en dat het wellicht mogelijk zou zijn, als je een
beetje goed zou kijken, dat die subsidie zou verminderen. Op het moment dat de subsidie
daadwerkelijk eindigt, en dan spreek ik over 1 januari 2012 voor sommige organisaties, zijn we
dus ook 21 maanden verder. Dat is voor de VVD een vrij lange overgangstermijn voorzitter.
Een ander punt ten aanzien van de moties van de Partij van de Arbeid is de motie, - ik weet
eigenlijk niet of het een motie was -, de vraag waarom quick wins en waarom er geld wordt
geïnvesteerd om mensen snel uit de kaartenbak te krijgen. Ik denk dat het vrij logisch is dat
wanneer iemand in een uitkering komt, je hem zo snel mogelijk daar uit wil hebben. Niet het
vangnet, niet de hangmat, maar de springplank.
MEVROUW KOGER:
Voorzitter, mag ik even?
DE HEER AARTSEN:
Om maar in die termen te spreken.
DE VOORZITTER:
Mevrouw Koger.
MEVROUW KOGER:
Deze motie is volgens mij niet ingediend.
DE HEER AARTSEN:
Dan reageer ik op de woorden van de heer Hardorff.
Het gaat er dus niet om, om mensen zo lang mogelijk in een uitkering te houden maar om ze er zo
snel mogelijk uit te halen. Als je dus met een klein bedrag mensen zo snel mogelijk, die quick wins,
uit die uitkering weet te krijgen, dan is dat beter voor het systeem zelf. Als je dat niet doet, dan
ben je namelijk bezig om je eigen probleem te creëren.
DE HEER HARDORFF:
Voorzitter, mag ik een interruptie plaatsen in de richting van de heer Aartsen?
Want waar ik bijna dacht dat de wethouder me aardig tegemoet kwam op mijn formulering,
weerspreekt de heer Aartsen die namelijk volstrekt. Want hij zegt inderdaad: wij gaan vol voor die
quick wins. Dat zijn de mensen die we zo snel uit de kaartenbak willen en we accepteren dat er
aanzienlijk minder aandacht uitgaat naar mensen die er wat verder vandaan zitten maar die we
wellicht heel snel weer nodig gaan hebben.
DE HEER AARTSEN:
Mijnheer Hardorff, u heeft de wethouder horen citeren uit het stuk Meedoen@Breda, waar duidelijk
in staat dat we ook investeren in mensen die er langer in zitten, dat we juist investeren in mensen