299
Waar ik op zal reageren, is dat het volgens mij in essentie een verdelingsvraagstuk betreft. Je hebt
een groep mensen die gemakkelijk naar de arbeidsmarkt te geleiden zijn. Daar wordt nu vol op
ingezet van de W deel gelden. En vervolgens is het de overige pot met geld wat aan de ene kant
ingezet gaat worden voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Op zich een
nastrevenswaardig doel maar de consequentie is ook, omdat die pot sowieso al kleiner is en je hem
over meer doelen verdeelt, dat er dus ook veel minder geld is voor andere zaken waarvan wij nog
steeds het maatschappelijk belang inzien, ook zaken die te maken hebben met niet meteen
mensen naar de arbeidsmarkt brengen. Want er zijn ook andere wijzen van participatie dan het
brengen naar werk. Dat is wat wij hier voorstellen, maak een andere verdeling en leg niet zo
eenzijdig binnen het W deel het accent op de mensen die snel naar de arbeidsmarkt te brengen
zijn. We mogen het daar best mee oneens zijn maar het is wel de redenering die wij daar achter
leggen.
Als u het mij even toestaat, ga ik door met de rest van....
DE HEER AARTSEN:
Zou ik een interruptie mogen plaatsen ten aanzien van de motie en van het zojuist besproken
onderwerp?
Mijnheer Hardorff heeft het inderdaad over de stickers die er op geplakt worden. Maar dat is nou
juist de essentie en de kracht van dit hele Meedoen@Breda dat het juist een breed gedragen, een
breed neergezet financieel stuk is wat er in essentie op is gericht om mee te laten doen. Dus niet
of je nou een kleine afstand tot de arbeidsmarkt hebt of een grotere, het gaat er juist om al die
gelden worden daarvoor aangewikkeld. En ik vind het helemaal niet erg dat iemand die een langere
afstand heeft tot de arbeidsmarkt dat die uit MO gelden wordt betaald. Want waar spreken we dan
over als iemand een lange afstand heeft tot de arbeidsmarkt. Dan hebben we het over mensen met
een lichamelijke handicap, dan hebben we het over mensen met een psychische handicap en die
worden immers nu ook al uit MO delen betaald. Ik vind dat helemaal niet erg.
DE VOORZITTER:
Ik stel voor dat mijnheer Hardorff dit beantwoordt en dan probeert verder te gaan om tot een
afronding te komen van zijn verhaal.
Gaat uw gang.
DE HEER HARDORFF:
Zoals ik al aangaf, het is hier een verdelingsvraagstuk en wij zouden daar een andere keuze in
maken omdat we denken dat deze groep het verdient om extra op ingezet te worden ook door
gelden die vanuit dat W deel komen. Ja, ik ga anders mezelf herhalen. Het gaat om een
verdelingsvraagstuk, om verschillende doelstellingen die in een Meedoenvisie genoemd worden, of
in een visie Meedoen@Breda genoemd worden. Terecht, het gaat allemaal over meedoen. En de
vraag is, hoe zet je de middelen in en voor welke groepen doe je dat. Wij zouden daar een iets
andere keuze in maken en die keuze motiveren wij in onze motie. En u kunt hem steunen of u kunt
hem niet steunen.
Ik ga even door over het tweede aspect wat ook met onze motie te maken had...
DE HEER BOS:
Voorzitter, zou ik een vraag mogen stellen aan de heer Hardorff?
DE VOORZITTER:
Ja ik heb eigenlijk..., Ik stel voor dat de heer Hardorff..., Korte vraag, en dan stel ik voor dat de
heer Hardorff echt verder gaat. U heeft al zeer uitgebreid over dit onderwerp gesproken in
meerdere sessies.
Mijnheer Bos.
DE HEER BOS:
Ik zal het kort houden.
De volgende twee citaten. Van wie denkt u dat die zijn? Er is voor mensen, ook met een lage
opleiding, voldoende werk. Mensen moeten hun verantwoordelijkheid meer zelf gaan nemen. Van
wie denkt u dat die woorden zijn?
DE HEER HARDORFF:
Dat gaat u me vast vertellen.
DE HEER BOS:
Dat is van de wethouder Jantine Kriens van de PvdA in Rotterdam. Dank u wel.