426
DE HEER DE BEER:
Voorzitter...,
DE HEER HARDORFF:
Dat is snel.
DE HEER DE BEER:
En ik hield me al 10 seconden in.
DE VOORZITTER:
Mijnheer De Beer.
DE HEER DE BEER:
U heeft het over schrijnende gevallen. Dat zou dan concreter gemaakt moeten worden. Daar
moeten we een kaderstelling over hebben. Maar wat vindt u nou eigenlijk van het volgende. We
hadden beleid op het gebied van maatschappelijke accommodaties in Breda en wij hebben dat
beleid dat is vastgesteld door de raad, en vervolgens hebben voorgaande colleges, 50% meer
accommodaties op basis van dat beleid toegestaan. En mede daardoor zitten we nu met de lastige
situatie dat we niet eens aan ons eigen beleid voldoen. Wat vindt u daarvan?
DE HEER HARDORFF:
Ik moet eerlijk zeggen dat ik uw vraag even niet begrijp en de context van uw opmerking.
U vraagt nu heel erg om kaderstellingen. U wilt eigenlijk dat alles scherp tot op de haarkloverij, tot
op het bot, zeg maar, dat alles helemaal tot in detail duidelijk is. Maar in de vorige periode, waren
er een aantal zaken vastgesteld. Vervolgens heeft u het college helemaal uit het spoor laten lopen.
Dus bent u dan wel consequent geweest met kaders stellen? Wilt u nu niet dat proces naar voren
toe werpen terwijl dat eigenlijk wel heel erg triest is, gezien de gang van dit dossier in het
verleden?
DE HEER HARDORFF:
Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik dit eigenlijk een hele vreemde opmerking vind. Volgens mij
hebben wij een accommodatiebeleid gehad wat wij als raad volgens mij met z n allen samen in
meerderheid hebben vastgesteld en zie je ook dat de tijd verandert, onder andere als gevolg van
subsidiebeleid dat door dit college in gang wordt gezet, dat daardoor de vraag naar accommodaties
verandert en datje dan kijkt of je dat proces zorgvuldig in gaat. Daar heb ik het nu over. En ik kan
alleen maar constateren dat het proces in ieder geval de angst en de zorg in de stad niet weg
neemt. Nogmaals, we hebben niet voor niets 2 uur lang insprekers gehoord en ook vanavond hier
nog mensen voor de deur gehad, waarvan u zegt dat die hier ten onrechte staan. Dat is dan heel
erg vreemd.
DE HEER DE BEER:
Voorzitter...,
DE HEER HARDORFF:
Dus als wij dan...,
DE HEER DE BEER: t, u u
Voorzitter, dit is onzin Dan moet u geen onzin zeggen. Ik zeg dat juist niet. Ik heb meerdere malen
benadrukt dat ik die insprekers met bewondering heb beluisterd en daar doen we ook zaken mee.
Dat heeft u vanavond ook weer gezien. Onze partij doet daar iets mee. Ik vind het zeer vreemd dat
al die contacten in de stad die ik heb gehad, dat ik daar van geen enkel bestuur, van geen enkele
huurder heb gehoord dat ze met de PvdA hebben gesproken. En daar zit de irritatie bij mij wel, dat
u hier spreekt over uw volksvertegenwoordigende taak maar vervolgens in de stad uw neus niet
laat zien.
DE HEER HARDORFF:
Ik vind het wel opmerkelijk. U zegt wel eens iets over op de man spelen. Ik weet niet of u 24 uur
per dag de leden van de Partij van de Arbeid schaduwt om te kijken wat zij doen. Het lijkt me vrij
opmerkelijk. Ik wil toch even in herinnering brengen dat u op de voorpagina van het krantje van de
Haagse Beemden stond met de uitspraak: D66 wil buurthuizen open houden. Zelfs met een mooie