487
wij denken dat een te rechtvaardigen wat hoog tarief voor een camping wel eens niet handig zou
kunnen uitpakken. Dus dat willen we in de overwegingen mee nemen.
Het tweede punt is de besteding van de middelen. U stelt voor in uw amendement om die toe te
voegen aan de algemene middelen. Daarvan heb ik, denk ik, voldoende gezegd dat wat het college
betreft, de besteding van die extra middelen, boven op die 2 ton die in de algemene middelen
vloeit, vooral gericht moet zijn op verbetering van de kwaliteit van de stad als aantrekkelijke
plaats om naar toe te komen en te verblijven.
En de derde opmerking, dat is de tweede vraag die de heer Dijkhoff had en die had te maken met
de invoeringstermijn. Als wij op 22 december als raad een tarief vast stellen wat op 1 januari in
gaat, kan het inderdaad zo zijn dat, of zal het inderdaad zo zijn dat er dus hotelovernachtingen
geboekt zijn waar de toeristenbelasting niet in is meegenomen. Dat punt is ook besproken met de
Koninklijke Horeca Nederland, dat daar iets onredelijks in zit. Het kijken naar het werkelijk aantal
boekingen lijkt ons een wat complexe zaak. Dus wij zoeken het meer in dat we de invoeringsdatum
van de toeristenbelasting dan niet op 1 januari maar een aantal maanden naar achter schuiven zo
dat dit probleem geneutraliseerd kan worden in de boekingen van de hoteliers.
Dan de motie over...,
DE HEER SPAPENS:
Voorzitter, een vraag.
DE VOORZITTER:
Mijnheer Spapens, gaat uw gang.
DE HEER SPAPENS:
Ik mag hem niet stellen van mijn factievoorzitter maar u zegt net, - en ik word daar heel erg door
getriggerd dat er een aantal reserveringen zijn voor hotelboekingen voor het komend jaar. Dus
ik denk dat als ik nu een boeking doe voor over 2 jaar, dan dwing ik u om uit te stellen tot over 2
jaar. Dus ik hoor u zeggen we gaan een aantal maanden vooruitschuiven. Hoeveel maanden gaat u
vooruitschuiven, denkt u?
WETHOUDER MEEUWIS:
Ik denk dat we hier nu niet de hele regeling van de toeristenbelasting moeten gaan
uitonderhandelen. Dus ik stel voor dat u gewoon het voorstel van het college afwacht. Daar zijn al
dit soort afwegingen en overwegingen gemaakt. En dan kunt op dat moment narekenen en nalezen
hoe de implementatie met dit soort vragen gerealiseerd zal worden.
DE VOORZITTER:
Ik stel voor dat de wethouder nu verder gaat.
WETHOUDER MEEUWIS:
Dan is er de tweede motie die ingediend is door D66, die gaat ook over de toeristenbelasting en die
zegt 2 ton en die verbindt er een termijn aan. Ik vind het in die zin lastig omdat dat onzekerheid
heeft voor zeg maar de doelbesteding van de regeling. Dus die zou ik in die zin willen ontraden
omdat het dan na 2014 dan open is waar de toeristenbelasting aan besteed wordt. Voor het
draagvlak bij de ondernemers die besteding wel een belangrijke overweging vinden, zou ik voor
willen stellen om dan niet dat te limiteren op dit moment, dus bij invoering van de regeling nu niet
te zeggen: het is gedurende 2 jaar gaat er 2 ton in de algemene middelen en de rest wordt
besteed aan de stad en dat dat na 2 jaar heel anders zou zijn. Dat zou ik ons niet willen aanraden,
of u niet willen aanraden.
DE HEER DE BEER:
Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Of de wethouder even, want dit is eigenlijk een..., dit ga ik er
uit halen. Dus kan de wethouder even op de rest van de motie ingaan, want dat vind ik wel
belangrijk.
WETHOUDER MEEUWIS:
Voor wat betreft het overige, dus als u zegt wij zijn van mening dat de toeristenbelasting vooral
ten dienste moet staan aan de kwaliteitsverbetering van de stad, dus wat dat betreft is de motie
geheel in lijn met de denklijn die ook in het voorstel wat u van het college zult krijgen, terug te
vinden zal zijn. Het enige bezwaar wat wij zien in uw motie is dat het onzekerheid geeft over die
besteding op termijn, op relatief korte termijn. Dus dan zou het feitelijk kunnen betekenen dat we
een regeling instellen die slechts 2 jaar aan de stadskwaliteit bijdraagt en daarna niet meer. Dus
als u die er uit haalt, is het wat mij betreft in lijn met wat we beogen. Maar daar zegt ik dan ook