515
Het antwoord is ja en ik wil daar ook op 1 december ook ais u wenst daar uitvoerig met u over
spreken.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer.
Het woord is aan wethouder Bergkamp.
WETHOUDER BERGKAMP:
Voorzitter, er was gevraagd om nog even kort in te gaan op de ouderenorganisaties en de visie
daarop. Wij hebben in het kader van Meedoen@Breda een forse wijziging doorgevoerd ais het gaat
om het subsidiebeleid. Het gaat niet meer om wie je bent maar het gaat omdat wat je doet en daar
hebben we een aantal prioriteiten in gesteld. Vanuit die benadering vallen heel veel activiteiten van
de ouderenorganisaties af. Maar we hebben in het kader van Verzilvering@Breda gezegd: we willen
nadrukkelijk op jullie een beroep doen als het gaat om het bestrijden van eenzaamheid en het
ondersteunen van niet zelfredzame ouderen. Want we zijn er van overtuigd dat jullie daar kennis,
kunde en netwerken voor hebben. En wat we dus doen, is dat we in het kader van Verzilvering
75.000,— structureel per jaar hebben uitgetrokken om dat te faciliteren. Naar de stellige
overtuiging van het college, spelen wij dus nadrukkelijk in op dat wat de KBO's en de andere
ouderenorganisaties op dit vlak zouden kunnen bijdragen en helpen we daar ook nadrukkelijk mee.
DE HEER VUIJK:
Zou ik daar wat over kunnen vragen? Dat beleid tegen vereenzaming, dat is toch gewoon een
kernactiviteit van de ouderenbonden? En nu benoemt u het apart. Is dat niet een beetje zoeken
naar een hele andere vorm?
WETHOUDER BERGKAMP:
Voorzitter, de redenering is niet wat de kerntaken van de ouderenorganisaties zijn, de redenering
is: wat heeft deze stad nodig en wie kan ons heipen bij het invullen van dat wat we nodig hebben.
En tot mijn grote genoegen zijn de ouderenorganisaties juist op dat terrein heel actief en
deskundig en faciliteren wij hen ook om daar structureel 75.000,— per jaar voor vrij te maken
en hebben we hen ook uitgenodigd om met voorstellen te komen. En ik heb ook begrepen dat ze
die voorstellen inmiddels hebben ingediend of daar heel druk mee bezig zijn. Dus ik heb daar best
wei heel goede verwachtingen bij.
Dat wat betreft de KBO's.
En wat betreft de premiernorm, toch nog maar even het volgende, voorzitter. Ik heb van mijn
voorganger geleerd om altijd goed te tellen en volgens mij is er een meerderheid van de raad die
aan het college vraagt om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn. Dat zullen we dan ook
doen ais uitvoerend college.
DE VOORZITTER:
Het woord is aan wethouder Willems.
WETHOUDER WILLEMS:
Voorzitter, het lijkt mij dat ik de vraag over de monitor van het fietsen stallen wel van deze kant af
kan beantwoorden. Het lijkt me verstandig om in de notitie die ik heb toegezegd over het invoeren
van het betaald stallen, dat ik daar deze vraag in meeneem, hoe monitoren, hoe het nu gaat en
wat onze ambities zijn op dit terrein en hoe we dat in de toekomst gaan meten en wat voor criteria
we daar voor gaan aanleggen.
Meteen antwoord ik ook even op de vraag van, - nou vraag, het was nauwelijks een vraag maar
toch -, van de SP van de heer Van Lunteren, over de kosten van het realiseren van de stallingen.
Ik heb gezegd dat wij nu al, binnen het parkeerbedrijf tonnen besteden aan het inrichten van
goede fietsenstallingen, bewaakt, onbewaakt, op allerlei plekken in de stad, in parkeergarages, op
nietjes, etcetera, en dat dat bedrag alleen maar zal toenemen de komende jaren. Het heeft dus op
zich niks te maken met het invoeren van betalen voor het stallen. Dat zijn kosten die we maken
om het fietsen te faciliteren. Daar gaan we mee door, zoals we ook in ons verkeers- en
vervoersbeleid een substantieel deel besteden aan het faciliteren van verbeteren van
fietsenvoorzieningen. Dus dat zijn de kosten waar ik het over had. En daarnaast vragen wij een
bescheiden bijdrage, dus die is absoluut niet kostendekkend, aan fietsers voor de toegang tot de
bewaakte stallingen.
DE VOORZITTER:
Goed. Daarmee hebben we de beraadslagingen gehad en komen we tot afronding en gaan we over
tot de stemmingen.