68
dat is namelijk niet wat ik gezegd heb ik de commissie. In de commissie heb ik gezegd: wij
ondersteunen het voorstel om met budgetcoaches te werken en dat vrijwilligers dat doen. Wij
denken ook dat zij dat op professionele wijze kunnen. Dat trok u in twijfel. En wij hebben ons toen
afgevraagd, - en dat was de vraag aan het college kun je met vrijwillige budgetcoaching mensen
die keer op keer de mist in gaan, die budgetcoaching afdwingen. Dat was onze vraag. En u heeft
dat aardig weten te verdraaien maar dat klopt dus niet.
Dan wil ik nog even reageren op de motie van de SP die gaat over het verlagen van de rente. De
SP suggereert dat de gemeente geld verdient over de ruggen van de mensen die een slecht of een
minimuminkomen hebben. Maar dat is natuurlijk niet waar. Want het is niet zo dat de
gemeentelijke kredietbank geld verdient. Daar moet altijd geld bij. En ik denk dat als je het
kostendekkend zou maken, dat de rente nog wel een stukje omhoog kan.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer.
Mevrouw Groeneweg, CDA.
MEVROUW GROENEWEG:
Dank u wel, voorzitter.
Het CDA kan zich aansluiten bij de woorden van D66. Ook wij denken dat het een goede nota is. En
wij hebben ook veel sympathie voor het amendement in de zin van dat er steeds meer mensen niet
rechtstreeks geld uit de Bijzondere Bijstand krijgen maar er voor moeten lenen. Maar we kunnen
niet helemaal de gevolgen overzien en wachten daarom even de antwoorden van de wethouder af
om te kijken of we voor of tegen zullen stemmen.
DE VOORZITTER:
Ik dank u zeer en ik wil u feliciteren met uw maidenspeech.
Nog andere sprekers?
Ik zou me niet meer kunnen voorstellen.
Het woord is aan de wethouder.
WETHOUDER MEEUWIS:
Voorzitter, dank u wel.
We hebben dit onderwerp vrij uitgebreid in de commissie besproken. Ik denk ook dat het een
constructieve bespreking was in de discussie.
Er zijn relatief weinig vragen gesteld. Ik ga in eerste instantie in op de motie en op de vraag van
mevrouw Van der Sanden over de toezegging van de uitbreiding van het aantal plaatsen.
Laat ik daar mee beginnen. Ik heb gezegd dat het begrote aantal plaatsen dat in de preventieve
ondersteuning hulp moeten bieden, wat ons betreft geen wetmatigheid is en als er meer ruimte
nodig is, dat die meer ruimte gegeven wordt omdat een goede preventie namelijk uiteindelijk ook
financieel verstandig is omdat dat achteraf een hoop kosten en ook ellende, - en dat mag u ook
omdraaien -, bespaart. Ik zou daar dus niet per se meteen een getal aan willen hangen omdat we
op basis van de ervaringen weten dat dit ongeveer het aantal trajecten is wat we nodig hebben. Ik
ben uiteraard bereid om u op de hoogte te houden als daar afwijkingen in zitten en meer voor
nodig zou zijn.
Dan ten aanzien van de bewindvoering. Ik denk dat het nu in de interactie in de raad ook goed is
vastgesteld. Bewindvoering gebeurt, - mocht er nog enige twijfel zijn -, altijd door professionals.
Dat zijn ook vaak gerechtelijke trajecten die daar onder liggen. Ik bedoel: dat is niet iets wat we
door, - hoe goed de budgetcoaches ook zijn maar wat door hen kan worden gedaan. De
toezegging of de bevestiging van de toezegging dat wij de budgetcoaches die goed en belangrijk
werk verrichten, dat we die hoog in het vaandel hebben en houden, en die ondersteuning ook
blijven geven, die staat ook overeind.
En dan wil ik tot slot kort nog even op de motie ingaan. De motie heeft geen relatie tot de vraag
die wij hebben voorgelegd, namelijk om het beleidsplan voor de kredietbank goed te keuren. Die
staat er dus los van. Als u mij vraagt: maken wij, - en dat is in de commissie ook gewisseld -,
verdienen wij veel geld op de rentetarieven die we hanteren, dan is daarop het antwoord nee. Als
wij zeggen, willen wij kostendekkend werken in de tarieven, dan zou het inderdaad best zo kunnen
zijn zoals mevrouw Van Maanen het aangeeft, dat die tarieven ook omhoog gaan. Als u
daarentegen de correctie die mevrouw De Bie aangeeft, moeten ze niet omlaag, dan zou ik u ook
het volgende in overweging willen geven. Houdt u deze motie nog even aan. Ik heb van u de
opdracht gekregen om een stapelingsonderzoek te doen. Dat is op een haar na gevild. Laten we
even afwachten in hoeverre dit soort instrumenten in het armoedebeleid noodzakelijk in te zetten
zijn op basis van de uitkomsten van het stapelingsonderzoek. Want die laten ons namelijk zien in
hoeverre mensen door gemeentelijk beleid en maatregelen al dan niet in de problemen komen. En