76
MEVROUW VAN DER SANDEN:
MEVROUW KOGER:
Niet op het gebied van re-integratie maar ook bejegening.
WETHOUDER MEEUWIS:
Op bejeging?
MEVROUW KOGER:
Bejegening.
WETHOUDER MEEUWIS:
Wat ik u graag...,
Ik doe u de volgende toezegging. Ik zal u schriftelijk informeren wat deze wethouder heeft gedaan
aan bejegening en ook wat er vanuit de gemeente Breda allemaal is georganiseerd, als het gaat
over klantvriendelijkheid, ook in de sociale dienstverlening van de stad naar haar burgers.
De vraag naar de evaluatie, even kijken, daar was geen motie.
Nee, ik had gewoon gevraagd of we over een half jaar eens kunnen kijken of er nou meer mensen
zijn die gebruik moeten maken van de voedselbank, de kredietbank, budgethulpverlening, omdat al
deze aanpassingen gedaan zijn.
WETHOUDER MEEUWIS:
Dat vind ik een goed idee. Maar dan zou ik het nog anders willen formuleren. Want ik zat zojuist
even daarover na te denken terwijl u dat zei. Ik denk dat het misschien nog beter kan. We hebben
nu op uw verzoek een vrij breed stapelingsonderzoek in gang gezet. En dat onderzoek van het
NIBUD waarbij we ook wat interacties hebben gehad wat daar aan de orde moet komen, dat als dat
rapport er is en als we dat behandelen, dat we ook kunnen kijken, omdat er natuurlijk heel veel
gaat veranderen, de komende tijd, ook landelijke wetgeving die ook zijn beslag heeft op, of kan
hebben op draagkracht in de Bredase samenleving, dat ik dan misschien aan u zou kunnen
voorstellen of u zou kunnen vragen om dat onderzoek ook met bijvoorbeeld met enige regelmaat,
zeker als er weer een pakket maatregelen op stapel staat, om dat dan te herhalen. Want dan
hebben we ook, - en misschien is dat wel aardig -, dan hebben we ook iedere keer metingen vanuit
een bepaalde groep mensen en kunnen we ook de verschillen zien. Dus ik denk dat we daar dan op
een nader moment maar eens over moeten praten, als we dit rapport bespreken. Maar dat doe ik
dan liever, dat we dan bijvoorbeeld zeggen dat doen we een keer per jaar, dan dat we dan weer
een nieuw onderzoek definiëren omdat we, als we vinden dat het onderzoek wat we nu aan het
doen zijn, dat dat een goed beeld geeft, dat we dat dan herhalen. Dus als ik dat als antwoord op
uw vraag kan geven.
Dan over de kleding. Ik ben ook niet de smaakpolitie. Ik vind wel, het voorbeeld wat mevrouw
Koger gaf, geeft wat extremiteit aan met naakt of een skipak. Ik denk dat het door mevrouw Van
der Sanden ook wel werd aangegeven dat als je kleding als argument uit de toelichting op de
verordening haalt, dat je dan nog steeds kunt vaststellen dat als je, laat ik het maar even zeggen
zoals ik het denk, om je blootje gaat solliciteren voor een baliefunctie bij de ANB AMRO bank, dat
je dan, terwijl je normaal gesproken dat niet doet, want dat is denk ik ook het grote verschil, dan
is er op de kleding niks aan te merken, laat ik het zo maar even zeggen, maar het gedrag heeft wel
iets met kleding of met ontbreken daarvan te maken. Dus met die kanttekening in dat soort
extremiteiten, ik vind zelf het mooiste voorbeeld, het volgende. We hebben bij de WMO, bij onze
afdeling WMO hebben wij iemand rond lopen die Ben Saunders er als een schooljongetje uit doet
zien. Die doet zijn werk uitstekend. Die is ook bij ons aangenomen. Die man ziet er altijd zo uit.
Daar is ook niks op aan te merken. Dus in die zin heb ik wel gevoelvoor uw vraag om te zeggen: u
moet dat niet zo maar als argument aangeven. Dus dat ben ik met u eens. Als het doelbewust
wordt ingezet om aan de werkverplichting te ontkomen, dan vind ik dat mensen er wel op
aangesproken moeten worden en ik begrijp een beetje dat u dat ook vindt. Dus in die zin kan ik
ook daarin me u meegaan.
Dan de motie Groeneweg. Mag ik het zo even noemen? Of het amendement. Over de
initiatiefrijkheid. Die wordt raadsbreed gesteund. En het college kan zich bij die raadsbrede steun
van harte aansluiten.
Volgens mij voorzitter, heb ik alle amendementen gehad.
Dank u wel.
2e termijn.
DE VOORZITTER: