143
De wethouder ging heel snel. Maar: het ligt in de opdracht om zoveel mogelijk vastgoed van de
gemeente te verkopen? Is dat wel goed gehoord? Ik kan me niet herinneren dat wij gezegd
hebben: zoveel mogelijk verkopen.
WETHOUDER MEEUWIS:
Ja, daar heeft u als raad mee ingestemd. Ja, de heer Van Splunteren niet persoonlijk maar
DE HEER VAN LUNTEREN:
Van Lunteren, mijnheer Meeuwis.
WETHOUDER MEEUWIS:
Mijnheer Van Lunteren van de SP.
DE HEER VAN LUNTEREN:
Ja. Het mag wel gezellig zijn maar het moet wel zakelijk blijven, mijnheer de wethouder.
DE VOORZITTER:
Even kijken. De wethouder zegt: dit is de opvatting. U krijgt een termijn om daar straks met elkaar
verder over te spreken. Daar is het antwoord op gegeven, mijnheer Van Lunteren. Ik stel voor dat
de wethouder verder gaat.
WETHOUDER MEEUWIS:
Motie 11. Het fatsoenlijk bestaan voor alle Bredanaars. De rapportage waaraan wordt gerefereerd
komt op 17 april in het college en conform de afspraken hier, wordt die daarna toegezonden aan de
raad. Het college wil nu voorstellen om de uitkomsten van deze rapportage mee te nemen in het
kaderstellend debat over de Wet Werken naar Vermogen en ook in de aanloop naar de
voorjaarsnota. Dus die motie willen wij u ontraden.
MEVROUW HAAGH:
Voorzitter, mag ik dan iets vragen aan de wethouder?
Want dat is niet in lijn met de afspraken die eerder gemaakt zijn. U stelt nu iets anders voor. Er is
afgesproken dat de uitslagen van de onderzoeken die ai in eind februari, begin maart, werden
verwacht maar blijkbaar dus later komen, zoals we nu vanavond horen, dat die gewoon in de
commissie besproken zouden worden, zodat we voor de voorjaarsnota ook zelf dingen zouden
kunnen aandragen. En nu trekt u het naar de Wet Werken naar Vermogen, wat niet logisch is,
want het betreft veel meer dan dat. Waarom komt u uw eerdere toezeggingen dan niet meer na?
Wat is daar dan de wijziging in?
WETHOUDER MEEUWIS:
Er is geen wijziging. 17 April is toch voor de behandeling van de voorjaarsnota? Op 17 april ligt de
rapportage in het college en die wordt dan met een brief aan uw raad toegezonden.
MEVROUW HAAGH:
De raad krijgt een brief, begrijp ik van u. Er is onderzoek gevraagd...,
WETHOUDER MEEUWIS:
Het NIBUD onderzoek, de uitkomsten van het onderzoek, het rapport van het onderzoek en een
brief van het college daarbij.
MEVROUW HAAGH:
En dan mag de raad afwachten vervolgens? Dat is nu wat u zegt?
WETHOUDER MEEUWIS:
Ja uiteraard, want u heeft om dat onderzoek gevraagd. U heeft het college opdracht gegeven...,
Even goed formuleren. U heeft het college opdracht gegeven om het NIBUD te vragen een
onderzoek te doen naar de stapelingseffecten van lokaal en landelijk beleid. Daar hebben we
overleg over gehad, over wat daar allemaal wel of niet in zou moeten zitten. Dat onderzoek is
afgerond en wordt op 17 april, - dat heeft met een proces te maken -, vastgesteld. En dan is het
aan u om op basis van dat onderzoek en de uitkomsten daarvan, conclusies te trekken. Even
misschien voor de beeldvorming: het college gaat niet allerlei aanbevelingen doen, het college stelt
alleen het onderzoek, de uitkomsten daarvan, aan u ter beschikking.
DE VOORZITTER:
Gaat u verder.