Dus tegen die achtergrond is het wel teleurstellend maar voor het college geen overwegende invloed op hoe wij tegen het museum aankijken, zoals het ook gegroeid is in de loop van de jaren. Dat even ter voorbereiding omdat het advies van de Raad voor Cultuur wel in die politiek bestuurlijke context moet worden gezien. Als je 200 miljoen bezuinigt en dan ook nog eens een commissie hebt rond het museumbestel die een andere meetlat aanlegt als waar we altijd mee gewerkt hebben, op basis waarvan de ontwikkeling en de doorontwikkeling van MOTI is gerealiseerd, moetje het wel tegen die achtergrond beoordelen. Dus als u nu zegt wat ik vind als college en als wethouder van het advies van de Raad voor Cultuur, dan denk ik dat de Raad geen recht doet aan de ontwikkelingen die het museum heeft gemaakt en die ook probeert tegemoet te komen aan de ambities die het ministerie ook van tevoren heeft geformuleerd. Er staat bijvoorbeeld in dat er veel instellingen zijn die precies hetzelfde doen op het gebied van beeldcultuur als het museum. Het tegendeel is waar. Er is geen enkele instelling hoe die adviescommissie daarop komt. Dat kan ik ook niet bevroeden. We gaan hen dat vragen. Maar er is geen enkele instelling die een dergelijke combinatie van presentatie, onderzoek en maatschappelijk engagement rond het thema beeldcultuur zo goed weet vorm te geven als het MOTI. En u ziet dat ook aan de waardering in de landelijke pers maar ook in de bezoekersaantallen van de tentoonstellingen die de afgelopen jaren, het afgelopen jaar vooral, tot stand gekomen zijn. Dus wij denken dat die doorontwikkeling die het Museum voor Graphic Design heeft gemaakt in de richting van het Museum of the Image, dat dat alleen maar verstandig is, dat dat toekomstbestendig is, en dat dat inderdaad het negatieve verwachtingspatroon wat de Raad voor Cultuur uitspreekt, zal logenstraffen. Maar dat is een vertrouwen wat wij zelf moeten waarmaken en waar we dus ook aan moeten werken. Vindt er overleg plaats? Dat is de 2e vraag. Er vindt zeer intensief overleg plaats. We hebben geloof ik maandag weer, ook met de raad van Toezicht en met het bestuur van het museum, contact om de gevolgen van dit besluit nader te onderzoeken. Het is overigens niet het intrekken van subsidie. Het is het niet toekennen van de gevraagde subsidie. Het niet toekennen van de gevraagde subsidie die we graag zouden willen hebben, slaat wel een gat in de ambities en de begroting maar die kunnen en die moeten we samen opvangen en daar gaan we ook met elkaar aan werken. En daar zijn ook de samenwerking met andere culturele partners in de stad ontzettend belangrijk voor. Dus in die zin maakt het geen verschil voor onze subsidierelatie die we met het museum hebben. Helaas, en dat geldt ook voor andere subsidiërende fondsen, sponsors, die wisselen elk jaar, daar moet je elk jaar weer opnieuw je uiterste best voor doen om sponsors binnen te krijgen. Dit jaar was de kans om na 4 jaar proberen om op het landelijk kunstenplan te komen. Dat is mislukt. Maar dan is daarmee het museum nog niet van zijn koers afgeweken. Wat zegt de diskwalificatie, is uw laatste vraag, over de ambitie van Breda om ook in het licht van Brabant Culturele Hoofdstad, stad van beeldcultuur te zijn? Ik heb u al gewezen op de fantastische rol die het museum speelt op het terrein van beeldcultuur, zowel in Breda als landelijk. Daar is veel waardering voor, niet alleen van de beroepsgroep maar ook van bezoekers, van het onderwijs. Ik denk dat we daarmee moeten doorgaan. Het is een vrij jonge doorontwikkeling. Het Museum voor Graphic Design is ook ontstaan na een uitgebreide discussie hier in de raad, al voor dat ik hier wethouder van Cultuur was. Daar zijn toen stappen in gezet en ik denk ook dat we van die lijn niet moeten afstappen en dat er alle kansen zijn om op deze manier met het museum als parel van beeldcultuur in Breda, in Brabant en in Nederland door te gaan en dat het ook onze ambities voor Culturele Hoofdstad verder zal onderstrepen. Dank u wel. DE PLAATSVERVANGEND RAADSVOORZITTER: Dank u wel. De heer Hardorff. DE HEER HARDORFF: Toch even een korte reactie. Want wat me wel verbaast, is dat als het inhoudelijk allemaal zo waar is wat de wethouder zegt, waarom blijkbaar een directie en een raad van Toezicht, dus volstrekt incompetent blijken om dat voor het voetlicht te brengen. Alle instemming van landelijke instellingen was op basis van Graphic Design Museum, niet van het MOTI. Dus dat is nou precies datgene waar de Raad voor Cultuur zo'n probleem van maakt, een koersverandering die zij niet zien en waar ze dus eigenlijk ook niet in geloven. Dus ik ben wel benieuwd wat het betekent in uw relatie met de Raad van Toezicht en de museumdirectie, wat u van hen verwacht, of zij in staat zijn om ten eerste hun eigen verhaal voor het voetlicht te brengen en ten tweede ook om eigen inkomsten te genereren. Dus als het gaat over de financiële consequentie, vindt de Partij van de Arbeid dat er een gezonde verhouding zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2012 | | pagina 7