350
om het kaderstellend debat daarover te verplaatsen. Zou u bereid zijn om deze moties die hier
liggen, ook op te schorten tot dat moment, zodat we in het totaalplaatje van het armoedebeleid dat
dan met elkaar kunnen bespreken?
MEVROUW HAAGH:
Een heleboel vragen tegelijk. Zou u bereid zijn om de dingen echt eens te bekijken die nodig zijn
en de dingen die urgent zijn, dan ook echt nu wel te behandelen? Kijk het re-integratiedebat, we
hebben daar nog een heleboel ideeën voor. En die komen ook zeker. Waar wij nu op appelleren,
dat zijn de dingen die nu spelen, zo zichtbaar, dat heeft u ook kunnen lezen uit het verhaal. Laat
dat nu onderzoeken. Straks zijn we weer te laat door het verschuiven van dingen. Dus ik zou u
willen vragen: kijk er dan ook goed naar. We hebben de moties maandag al verspreid. Dus kijk er
dan even goed naar hoe u zich er wel in kunt vinden. Want ik ben wel van mening dat we vandaag
wel in ieder geval een andere weg in moeten gaan, aandacht voor dit onderwerp, want in de
Voorjaarsnota staat er helemaal niks over en dat moet u ook schrijnend vinden lijkt me, dat over
samen leven, armoede, geen woord geschreven staat, want dat is ook aan de waan van de dag.
DE HEER AKINCI:
Voorzitter, als u mij kort nog even toestaat.
DE PLAATSVERVANGEND RAADSVOORZITTER:
Korte interruptie.
DE HEER AKINCI:
Dat waren wij absoluut. Mijn collega, mevrouw Koger, stond ook te popelen om op de 20 dat
debat over re-integratie maar ook over het armoedebeleid en het NIBUD rapport aan te gaan. En
dan lees ik toch heel even voor uit het mailtje wat op de 15e verstuurd is.
DE PLAATSVERVANGEND RAADSVOORZITTER:
Ja...,
DE HEER AKINCI:
Cees, - dat is de wethouder -...,
Het is maar een regel, voorzitter.
De verantwoordelijk wethouder kijkt na of er dingen zijn die nu echt aan de orde moeten komen
maar het leek hem niet een probleem om het tot na de vakantie te verplaatsen. Dat zijn uw
woorden aan alle fractievoorzitters. Wij zijn vervolgens op uw verzoek daarmee akkoord gegaan en
nu zegt u dat de urgentie zo hoog is.
MEVROUW HAAGH:
Nou...,
DE HEER AKINCI:
Ik vind dat niet heel erg consequent.
MEVROUW HAAGH:
Dit is een hele aparte gang van zaken en een hele mooie afleidingsmanoeuvre van datgene waar
het om gaat. U weet allemaal dat de heer Stubenitsky als kleine partij heeft gevraagd: jongens, we
zien het niet meer zitten. Daar hebben ook andere fractievoorzitters op gereageerd. Ik heb aan de
griffier ook gemeld, mij is het om het even, het kan de 20e, de 27e, maar graag houd ik wel
rekening met kleine partijen. En ja, ik heb aan de heer Meeuwis gevraagd of hij er problemen mee
had naar aanleiding van een mailtje van de heer De Beer. Maar als we hier zo moeten praten, dan
moet u denken wat dat betekent voor de stad. Wij hebben verdorie 3 maanden lang intensieve
gesprekken gehad met heel veel organisaties. Wij kunnen toch niet zeggen, ach ja, procedureel, en
dan misschien straks bij de begroting zeggen dat het allemaal niet is uitgezocht. Wij vragen in onze
moties, - dat heeft u ook gezien -, geen beslissingen. Wij vragen geen miljoenen. Wij vragen, net
als u, uitwerkingen om die straks te kunnen bespreken. Dat is wat we vragen. Want er staat niet
hoeveel het moet gaan kosten en wat het moet gaan worden. Er staat uitwerkingen. Die vragen
we. En daar kunt u volgens mij prima op reageren. Die kunnen dan heel goed meegenomen
worden. Als de heer Meeuwis nou zijn vakantie goed benut, doet hij dat zelfs voor het
kaderstellend debat en hebben we nog meer informatie. Dat zou me een heel lief ding zijn.
DE PLAATSVERVANGEND RAADSVOORZITTER:
Dank u wel.
Mevrouw Van Beek.