474
In de tweede plaats is er intensief overleg met netwerkpartners.
Ten derde zette wij allerlei methoden in om dicht bij de daders te komen en daar zijn ook
voorbeelden van die we in deze gemeente ook met elkaar besproken hebben. En ik denk goed dat
wij daar eens een keer in alle rust over spreken. En dan ben ik altijd in om te kijken wat beter kan,
want ik snap zeker de reacties van bewoners individueel. Maar wij zijn wel terdege ook samen met
de stadsmariniers, politie, heel wijkgericht doende. Maar we hebben te maken met een hele
complexe materie waarin op dit moment ook nog een extra nieuwe dimensie aan is toegevoegd.
DE PLAATSVERVANGEND RAADSVOORZITTER:
Dank u wel.
Zijn er nog fracties die op dit moment behoefte hebben een aan korte reactie? Of het lijkt mij dat
het voldoende gewisseld is.
3a? Wilt u nog een laatste slotopmerking maken?
DE HEER ELBERTSE:
Of dat de burgemeester op mijn uitnodiging in gaat om toch eens met een aantal bewoners te
spreken ook en niet alleen...,
DE BURGEMEESTER:
Mijnheer Elbertse, u hoeft mij niet uit te nodigen. Als mensen mij vragen, ga ik. En ik ga ook vaak
op eigen initiatief. Ik hoop dat de raad mij zo inmiddels wel heeft leren kennen. En ik heb de feiten
uitgezocht en ik zal zeker ook naar aanleiding van uw vragen extra daar weer over spreken. Maar
ik ga naar talloze wijken toe. Alleen zeg ik dat niet overal en ga ik daar ook niet overal mee te
koop lopen. Ik vind het belangrijk wat mensen voelen, wat ze beleven en ik durf te zeggen dat wij
vanuit een planmatig beleid, bijzonder met wethouder Arbouw, daar heel gericht naar aan het
kijken zijn. En ik ben de eerste om te zeggen dat we met een ongelooflijk lastige materie te maken
hebben die niet oplosbaar is. Want als die oplosbaar is, dan is degene die weet hoe het moet, de
koning van dit land, van alle grote steden en van Breda.
DE PLAATSVERVANGEND RAADSVOORZITTER:
Dank voor uw bevlogen antwoord. Het lijkt mij toch voldoende gewisseld. Dank u wel.
Ik stel voor om over te gaan tot het volgende punt.
Ik geef het woord aan de burgemeester.
DE VOORZITTER:
Aan de orde zijn de vragen over de koopzondagen, gesteld door de Partij van de Arbeid, bij monde
van mevrouw Giebels.
Mevrouw Giebels.
MEVROUW GIEBELS:
Mijn vragen zijn vooral aan de fracties. Dus dat scheelt weer. Ik heb geen vragen aan het college.
De koopzondagen in Breda. We hebben er al uitgebreid over gesproken in de commissie Economie.
En dat was, wat de Partij van de Arbeid betreft, een zeer onbevredigend verloop van de discussie.
Een kleine herinnering. Ik heb toen de wethouder geciteerd uit de raadsvergadering van 16
december 2010 waarin hij ons bezwoer dat wij vertrouwen in de ondernemers moesten hebben. En
als ze dat vertrouwen zouden beschamen, dan zou de wethouder meteen aan de gang gaan met
het Maastrichts model en zouden we de verordening aanpassen. Daarna hebben we een raadsbrief
gekregen en brieven van belanghebbenden. En wat ons alsmaar bekruipt, is het gevoel, het was in
2010 allemaal al beklonken; 52 koopzondagen zouden het zijn, 52 koopzondagen zullen het
worden. We doen nog een tijdje iets met een convenant. Maar we gingen naar die 52
koopzondagen, wat alle betrokkenen er ook van vinden. En met alle betrokkenen bedoel ik de
grote maar zeker ook de kleine ondernemers, de werknemers in al die winkels, het personeel, de
bewoners van het centrum. Want onze verantwoordelijkheid als raad ligt zeker ook bij deze
groeperingen.
Ook kan de PvdA zich maar niet aan het gevoel onttrekken dat er gegoocheld wordt met cijfers.
80% van de ondernemers was voor een Ondernemingsfonds. Nou, dat hebben we gezien: het leek
er meer op dat 80% helaas niet kwam stemmen. 67% van alle winkels in het centrum is voor 52
koopzondagen. Daar wordt mee geschermd. Het college moet het ons niet euvel duiden als we dat
niet zomaar meer gaan geloven. We willen het echt weten. Hoe zit het nu? En dat willen we weten
van de ondernemers zelf en niet van een Retailplatform, OBB of andere ondernemersvereniging.
Een echte evaluatie zoals we in december 2010 hebben afgesproken, uitgevoerd door de gemeente
zelf, waarbij zeker de scheiding moet worden meegenomen in tijd, want die de
grootwinkelbedrijven eigenlijk hebben aangebracht. We hebben nu een situatie voor 1 september
en een situatie na 1 september. Overigens is die scheiding met medeweten van de wethouder, die