547 DE VOORZITTER: Mijnheer Akinci. DE HEER AKINCI: Voorzitter, ook nog even doorgaand op dit probleem. Want deze motie verbaast mij ook wel enigszins. De heer De Beer en ik hebben bij de takendiscussie samen een motie aangenomen om het Bredaas Museum, dat voor meer dan 80% gefinancierd werd door gemeentelijke subsidie, tot maximaal 1,5 miljoen te korten. Met de korting van 1,5 miljoen zou steeds net iets meer dan 50% van de begroting van het Bredaas Museum uit gemeentelijke subsidie bestaan. Een motie waar de PvdA, mede indiener van deze motie, overigens radicaal tegenstander van is. We hebben toen gezegd: dat is niet haalbaar, oké, met 1 miljoen, wij beiden, nemen wij ook genoegen. Dan zitje dus op 2/3. Ik snap niet waarom u het er nu mee eens bent dat een qua bezoekersaantal veel succesvoller en veel beter presterend museum aan strengere financiële eisen moet voldoen dan het Bredaas Museum. DE HEER DE BEER: Ik zal u eens een voorbeeld noemen. We hebben ook een Brabants Museum, mijnheer Akinci. Dat Brabants Museum is niet alleen een museum wat uitstraling heeft voor Den Bosch maar voor de hele provincie. En zo is dat ook erkend. Dat Brabants Museum dat draait met een exploitatiesubsidie vanuit de provincie van 4,2 miljoen euro. En daar draagt de gemeente slechts 3,5 ton aan bij. En dat komt omdat het een museum is wat provinciale aandacht heeft, een provinciale uitstraling heeft. Als wij het nu over MOTI hebben, dan hebben wij het niet over een museum wat alleen lokale uitstraling heeft. Dan hebben we het over een museum wat landelijke uitstraling, zelfs internationale uitstraling heeft, zou moeten hebben, kan verder uitbouwen, etcetera, etcxetera, etcetera. Wij ondersteunen die ambities. Wij dragen MOTI een warm hart toe. Maar hoe is het dan uit te leggen aan de Bredase belastingbetaler dat we daar niet wat scherper op zijn als het gaat om de omvang van de gemeentelijke subsidie? En wij zeggen niet dat we gaan bezuinigen op cultuur, dat zeggen we niet, er staat geen bedrag in die motie. Daarom konden we hem ook ondertekenen. Het gaat om het principe datje zo'n instelling een goed draaiende exploitatie gunt. En dus niet puur op gemeentelijke subsidie. DE HEER AKINCI: Nu ben ik dat met u eens, voorzitter, als ik nog heel even daarover in repliek mag. Dat ben ik met u eens. Maar vind u het nou niet wat lastig om 1,5 maand voor 31 december te zeggen: per 1 januari in de nieuwe afsprakenperiode moet ineens aan die 50% norm voldaan worden? Dan vind ik het ook getuigen van behoorlijk en transparant bestuur om te zeggen: wij gaan in de prestatie afspraken voor de komende 4 jaar toewerken naar een situatie waarbij MOTI behalve de gemeentelijke middelen ook nog andere kanalen zoekt om aan de exploitatie bij te dragen. Dat vind ik dan behoorlijk bestuur. Nu zeggen dat vanaf 1 januari de geldkraan dicht gaat en men het maar ergens anders moet gaan zoeken, dat vind ik een beetje te ver gaan. DE VOORZITTER: Korte reactie. En dan vind ik dat de heer De Beer heel snel tot een afronding moet komen. DE HEER Dt BEhR: Mijnheer Akinci, bestuur is aan het college voorbehouden. Wij geven de kaders mee. Wij geven dit als kader mee en ik kan me niet voorstellen dat de indieners van deze motie het niet zouden accepteren als de wethouder of het college met een goede uitleg komt waardoor het bijvoorbeeld in 2013 nog ietsje meer is dan 50% maar dat er wel heel snel een perspectief is naar die 50%. Wij nemen hier moties aan en als het college een goede onderbouwing heeft om van die motie gemotiveerd af te wijken dan moeten we daar ook redelijk over zijn. Maar ik vind het een uitstekend uitgangspunt. En ik ben het wel eens met uw laatste opmerking maar ik accepteer dus ook een goede motivatie van de wethouder als het gaat om 2013. DE HEER AKINCI: We komen wel nader tot elkaar. DE HEER DE BEER: Nog dichter. DE VOORZITTER: Mijnheer De Beer. DE HEER DE BEER:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2012 | | pagina 39