559
WETHOUDER MEEUWIS:
Dan motie 10. WMO Zorg.
Er is ook zojuist door collega Boelema het een en ander over gezegd, over de uitdagingen die we
op dit vlak zien. We zien grote uitdagingen maar binnen de doelstellingen en de opdracht van het
college, ik vind dat hij past in datgene wat we willen, wat we ook met elkaar gewisseld hebben.
Dus wij kunnen deze motie een op een overnemen.
En dan voorzitter, de laatste motie in mijn hand. Dat is motie 11 over Individuele Bijzondere
Bijstand. Ja?
DE VOORZITTER:
Gaat u verder.
WETHOUDER MEEUWIS:
Zal ik doorgaan?
U weet dat wij op dit moment bezig zijn en binnenkort hier bespreken de motie Re-integratie en
Armoedebeleid. Dat is op basis van de door u aangegeven kaders in het kaderstellend debat wat
we daarover hebben gehad. Er is een opdracht van u gegeven en toegezegd door het college om
ook de oude aanbevelingen van het NIBUD daarbij te betrekken en die te herijken op basis van wat
we nu intussen zien en weten uit het regeerakkoord. Daar zullen vast effecten uitkomen.
We zijn op dit moment bezig met een evaluatie van de Bijzondere Bijstand. Wij vinden dat de
analyse en de gesprekken die we tot nu toe op dit onderwerp hebben gevoerd en toezeggingen die
gedaan zijn, in principe voor een deel invulling geven aan de vraag die in die motie wordt gedaan.
Dus in die zin is hetzou je hem, op basis van de afspraken, als overbodig kunnen zien. Zeker ook
omdat we als het om 2013, want daar spreken we nu over, nog niet precies in beeld hebben wat
wij op het gebied van Bijzondere Bijstand met de opdracht en de aanbevelingen uit het NOBUD
over te nemen, nog niet precies kunnen zien wat daar over zal blijven. En daarnaast, maar dat is
meer iets voor, - zou ik u aanbevelen voor de bespreking van de Nota Re-integratie, dat in 2014
er juist op het gebied van Bijzondere Bijstand additionele middelen vanuit datzelfde kabinet
beschikbaar zouden komen en we dus met die middelen waarschijnlijk allerlei maatregelen kunnen
nemen waar, al dan niet ondersteund door de conclusies van het NIBUD, u zo'n behoefte aan heeft.
Dus ik geef u aan dat als ik hem uit mag leggen dat we voor 2013 voorzichtig zijn omdat we niet
weten wat voor middelen er zijn, we kunnen daar nog niet goed in zitten,we binnen een maand of
binnen 3 weken met elkaar spreken over de Nota Re-integratie en Armoedebeleid, dan ook het
perspectief voor 2014 helder daarbij in mee kunnen wegen, zou ik u in overweging willen geven
om die motie in die zin terug te nemen en hem op dat moment inhoudelijk in te brengen omdat we
begrotingstechnisch nu toch geen aanspraken kunnen doen omdat we niet weten welke middelen
er in 2013 specifiek met de maatregelen die er nog genomen moeten worden, beschikbaar zullen
zijn.
DE HEER AKINCI:
Maar voorzitter, dan toch even een vraag aan de wethouder, ais dat mag. Want u maakt het
verhaal nu best groot. Enik voel nu de opmerking van de burgemeester al aankomen: de vraag
alstublieft. Maar u maakt het vrij groot. U zegt dat er in 2014 additionele middelen komen vanuit
DenHaag. Fantastisch. Kijken hoe dat past binnen het beleidskader van Breda. Maar de vraag van
deze motie is volgens mij niet zo heel veel meer dan: zorg dat duidelijk is welke rechten mensen
hebben, in welke situatie mensen recht hebben op bepaalde voorzieningen, van welke voorliggende
voorzieningen ze gebruik kunnen maken. Wanneer vervolgens blijkt dat die voorliggende
voorzieningen, gewoon om het verhaal duidelijk te maken, dat met de budgetcoaches ook te
communiceren met mensen, en vervolgens met de commissie te delen welke positief of negatief
effect heeft het op de doelgroep waar we het over hebben. En volgens mij is de motie niet heel
veel meer omvattend dan dat en, tenzij wij een miscommunicatie hebben, snap ik uw
voorzichtigheid daarom ook niet zo heel erg goed.
WETHOUDER MEEUWIS:
Nou ja, in die zin..., Kijk, de overbodigheid was niet van het is niet nodig om te doen wat hier
gebeurt. Maar we hebben natuurlijk op eerdere momenten dit onderwerp besproken. We hebben
op basis ook van individuele gevallen die hier besproken zijn, naar de klantmanagers en het proces
gekeken. Daar komen ook inderdaad dingen uit waarvan we zeggen dat die anders kunnen en
beter. Wat dat oplevert, dat gaan we ook nog met elkaar bespreken want die oproep om dat te
evalueren, die hadden we feitelijk in begin volgend jaar, die hadden we feitelijk al met elkaar
afgesproken. Dus in die zin is er niks op tegen, de motie voegt als je zegt van het is een
samenvatting van wat we reeds hebben afgesproken met elkaar, dan is het goed gelukt. Maar er