567 komt. Op dit moment kan ik u toezeggen dat wij voor 1 januari, als de nieuwe afspraken moeten komen, dat wij bij u terug komen met de voorstellen die vanuit het museum in overleg met ons ontwikkeld kunnen worden en dat we daar samen over nadenken wat daarin wijsheid is voor de komende 2 jaar. MEVROUW VAN BEEK: Ja..., DE VOORZITTER: Goed. Tot slot dan. MEVROUW VAN BEEK: Het gaat ook om welke kaders je kunt meegeven. Want als het komt vanuit de wens vanuit het museum, dan kan ik me daar best iets bij voorstellen hoe zo'n overeenkomst er dan uit gaat zien. Ik ben blij dat u zegt: we gaan het er dus nog wel over hebben. Maar ik hoop dan wel dat het niet zo is dat er echt al helemaal overeenkomsten liggen die ai zo in kannen en kruiken zijn dat we er eigenlijk niks meer over kunnen zeggen. WETHOUDER WILLEMS: Ik heb u goed begrepen. Ja. DE VOORZITTER: Goed. De heer Ernst. DE HEER ERNST: Ik wil nog even reageren op de vraag van de heer Hardorff. Ja, ik ben het met u eens dat de omstandigheden veranderd zijn en dat er iets moet gebeuren. Ik vind alleen dat die inhoud leidend moet zijn en niet het percentage. Want, wat mij betreft, kan het zelfs minder ook zijn. DE HEER HARDORFF: Als ik daar ook heel even kort op mag..., DE VOORZITTER: Korte reactie. Natuurlijk. DE HEER HARDORFF: Volgens mij staat het antwoord wat de heer De Beer gaf in zijn le termijn dat we heel graag de motie met een meerderheid zouden aannemen en laat de wethouder in de geest van de motie die dan is aangenomen maar terugkoppelen de komende maand wat hij daarmee gedaan heeft. En dan zij wij professioneel genoeg om daar heel goed naar te kijken. DE VOORZITTER: De wethouder. WETHOUDER WILLEMS: Voorzitter, de heer De Beer heeft nog een motie over het Nachtnet ingediend, een motie die mij zeer aanspreekt omdat wij altijd zeer fervent voorstander geweest zijn van het in stand houden van het Nachtnet. De discussie die de afgelopen maanden heeft plaats gevonden was: we hebben 3 jaar lang het Nachtnet mee gesubsidieerd terwijl dat eigenlijk een taak is van de NS. Na 3 jaar zou de NS het inpassen in de dienstregeling en de NS legt weer de rekening bij ons neer. Toen heb ik gezegd dat dat niet de afspraak was. U moet de verantwoordelijkheid nemen voor de uitbreiding van het Nachtnet, voor het in stand houden van het Nachtnet. We hechten er aan maar het is niet onze taak om dat te financieren. Als het zo is dat ook de andere partners in het kader van Brabantstad en de provincie zelf wel bereid zijn om een deel van die financiering op zich te nemen, - wat wij eigenlijk principieel onjuist vonden, want dat was niet de afspraak -, dan zullen wij daa. in meebewegen. En dat overleg gaan we dus constructief in en ik heb uw oproep om alles te doen om dat Nachtnet in stand te houden, goed begrepen. En ten aanzien van de veiligheid os het eigenlijk precies hetzelfde. Ook wij maken ons zorgen erover maar we vinden het allereerst een verantwoordelijkheid van de vervoerder om daarin te voorzien. En daar zullen we dus in Brabantstadverband het gesprek verder over voeren. Wij zullen het niet blokkeren. Het ging er eigenlijk meer om de vraag of het wel onze taak is om daar geld in te blijven stoppen. DE VOORZITTER: Mijnheer Ernst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2012 | | pagina 59