indruk kan wekken dat mensen in de stad denken dat wij het al dicht getimmerd hebben. Dat lijkt ons gewoon veel meer weergeven van wat u in de commissievergadering en wat u nu ook weer heeft gezegd. Dan kunnen we veel meer open naar de stad die discussie starten. WETHOUDER ARBOUW: Voorzitter, de stad begrijpt heel goed, - en zeker de partijen die betrokken zijn dat fase 3 nog hoort bij het opstellen en uitwerken van een visie, dat dat interactieve proces nog voldoende ruimte geeft om daar het debat aan te gaan. Sterker nog: omdat u pas in mei besluit, vindt daarna het formele traject plaats waarin partijen ook formeel juridisch zienswijzen kunnen indienen. En die zienswijzen kunnen uiteindelijk ook weer leiden tot inzichten waar u in september weer een uitspraak over doet. DE VOORZITTER: Mijnheer Lips. DE HEER LIPS: Ik wil de wethouder dan vragen, want ja, ik voel toch wel wat voor datgene wat mevrouw Schokker zegt, keuzemogelijkheid. Het is toch niet zo ingewikkeld om die verandering daarin aan te brengen? WETHOUDER ARBOUW: Nee, dat is niet ingewikkeld mijnheer Lips. Maar het doet een beetje afbreuk aan het feit dat u..., Wanneer u zegt van ja, het moet een compacte stad zijn als visie, dan vraagt de stad maar hoe bedoelt u dat nou. En wat wij dus nu doen met keuzes, is dat we aangeven hoe dat dan vorm geeft, krijgt, die visie. Dus in die zin illustreert het wat u met die visie die u in de 3e fase wilt bespreken, wat u daar voor ogen heeft. Ik gebruikte net de woorden: u spreekt nadrukkelijk de intentie uit om die kant op te gaan. En daarom vond ik het ook belangrijk, omdat het wel iets zegt namelijk die categorieën, dat we Achter de Lange Stallen, ook juridisch juist plaatsen. Want dat was het punt van Breda'97. Die zeggen van ja, maar klopt dat nou wel met wat we in de commissie Economie hebben afgesproken. Ja dat klopt, dat klopt namelijk met de brief van collega Meeuwis over de toets die we nog gaan doen. En het klopt ook formeel omdat het kopje boven de andere categorie luidt dat het een hard iets is, juridisch verplicht, en dat het college daar zich al aan gecommit heeft en besluiten over genomen heeft. En bij Achter de Lange Stallen is dat niet zo omdat het college daarover geen principebesluit genomen heeft. Dus in die zin is het ook volkomen terecht dat hij in een andere categorie thuis hoort. Voorzitter, dan het punt van de heer Lips ten aanzien van de motie Dorpen. Daar wil ik ook nog iets over zeggen. Want ik heb in de raadsbrief die we naar aanleiding van de commissiebespreking aan u hebben toegestuurd, ook nog eens nadrukkelijk vermeld dat het college het ook belangrijk vindt om over de dorpen, maar zeker ook over de wijken, iets te zeggen over wat nou die identiteit is en wat nou dat sociaal cultureel erfgoed is, om het zo maar eens te noemen, wat in zo'n dorp zit, wat in de historie van zo'n dorp of wijk zit, waarbij je moet zeggen, dat moeten we bij de verdere ontwikkeling van de stad proberen ook goed te borgen. En dat gaat dus niet alleen over de dorpen maar dat gaat bijvoorbeeld ook over de wijk Princenhage. En een fractie gaf ook aan dat Effen niet is genoemd. En zo zijn er nog een aantal. Ik heb al aangegeven in die brief: wij vinden het belangrijk om die wijken en dorpen allemaal te noemen en ook proberen te duiden wat dan die bijzondere waarde is en wat dat dan betekent voor toekomstige ontwikkelingen. De motie van het CDA richt zich heel erg alleen maar op de dorpen en vraagt ook om een soort van sociale visie. Dat zou ik dus niet willen doen. Ik wil het met name even houden bij het typeren van die waarden. Want bijvoorbeeld een Bavel heeft zelf al een IDOP uitgevoerd. Dat hebben wij niet als raad besloten maar we hebben er wel kennis van genomen wat hun visie daar op is. En dat vind ik ook de juiste werkwijze. En ook Brabantpark heeft ook zo'n eigen visie ook weergegeven, waarbij er soort van intentie is gegeven. Bij u als gemeenteraad, naar de toekomst toe zijn dit belangrijke onderwerpen voor ons. En andere wijken en dorpen zouden als ze dat willen, als dat onvoldoende duidelijk is, een dergelijke visie ook ons kunnen bespreken. DE HEER LIPS: Even een interruptie nog, voorzitter. Ik vind toch dat die wijken meer als identiteit meer bij de stad horen en dat de dorpen toch wel een aparte plaats innemen. WETHOUDER ARBOUW: Ja, de wijk Princenhage voelt zich een dorp mijnheer Lips. Die heeft ook een dorpsraad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2013 | | pagina 40