51 Dus als het gaat om de conclusies die mevrouw Bijlsma nu al in haar motie trekt, dan zeg ik dat ik daar toch wel een paar nuances op heb. Want allereerst zijn die bedragen voor infrastructuur grofmazig berekend. Maar dan gaat u er onmiddellijk van uit dat de gemeente al die bedragen moet gaan betalen. Maar als u kijkt in het verleden, al die infrastructuurbedragen die wij hebben uitgegeven in de stad, daar is 40 a 50% van bestaat er uit subsidies. En natuurlijk gaan die subsidies in de toekomst wel lager worden. Maar u kunt dus niet die bedragen zomaar even optellen en dan zeggen: ik heb geen geld meer over. Want dat is gewoon niet waar. Nog even los van technologische ontwikkelingen en andere. Want uiteindelijk zullen we naar wat slimmere mobiliteitsmaatregelen moeten waardoor we misschien met minder investeringen wel hetzelfde effect zouden kunnen bereiken. En ook dat willen we in die visie uiteindelijk naar voren brengen. Dus zomaar alles optellen, geeft een vertekend beeld. Tweede punt is het volgende. De bedoeling van deze visie is dat u inzicht krijgt in de grootheden, in de getallen, zodat als we straks een uitvoeringsprogramma hebben, je ergens op kan baseren om keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Die keuzes liggen natuurlijk straks bij de coalitievorming, bij de verschillende coalities die dan aan de slag gaan. Alleen dan maak je niet keuzes voor de 4 jaar maar dan maak je keuzes voor de 4 jaar qua uitgaven rekening houdend met datje weet dat het op langere termijn nodig is. En dat is toch wel een iets andere nuance dan we tot nu toe gedaan hebben. Dan voorzitter, moeten we ook erkennen dat, als je kijkt hoe we natuurlijk omgegaan zijn met de investeringen de afgelopen collegeperioden, dat die verschillende coalities ook wel andere prioriteiten gesteld hebben dan het investeren in infrastructuur. Dat betekent dat als je, dat staat ook duidelijk in de nota, of dat nou gaat over de rioolinvesteringen, of dat nou gaat over de infrastructuur, loopje gaandeweg dus een bepaalde achterstand op. En als je niks doet, betekent dat datje een aantal knelpunten in de toekomst krijgt. En dat maken we nu zichtbaar. En wanneer u dat gaat oplossen in de komende tijd, dat is dan weer aan de verschillende raadsperioden. Maar het is wel, en het belang van dit document is ook dat we in ieder geval een bewuste keuze maken. En als het dan fout gaat dat u dan kunt zeggen van: dat hebben we inderdaad ook met open ogen gedaan. In die zin voorzitter, denk ik inderdaad dat ik het met mevrouw Schokker eens ben dat het nu nog te vroeg is om al een debat over de financiën te gaan houden maar met name straks bij de uitwerking, als we het scenario bij u voor leggen, en wat zou dat dan betekenen in financiële zin van deze keuzes, dat we dan ook dat debat zullen moeten voeren of u het daarmee eens bent. Dan voorzitter, de heer Van Lunteren had nog expliciet gevraagd naar Bavel Zuid. Bavel Zuid hebben wij ook gezegd dat vanuit de provinciaal ondersteunde behoefte berekening voor bedrijventerreinen, het bleek dat Breda de additionele ruimte echt nodig heeft. Natuurlijk zien we door de economische crisis nu dat die tijd, wanneer hebben we dat nodig, dat dat aan het schuiven is. Dat is de fasering van de heer Lips. Maar het is wel degelijk nog steeds onderbouwd dat we dat op termijn nodig zullen hebben. En dat sluit ook aan bij de gesprekken die u afgelopen maandag bij de Economische Barometer heeft gehoord op de inzichten die daar gehanteerd zijn. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, mag ik over die fasering dan toch nog een vraag stellen? Want het is nou toch al door de tijd heen. De fasering is wel belangrijk. Wat mijnheer Lips voorstelde, is dat we eventueel ook volgend jaar al iets kunnen gaan neer zetten. En dan zou ik zeggen: handhaaf de compacte stad in de lijn van mevrouw De Bie en zeg dan pas in 2025, - dan zitten wij hier allemaal niet meer -, dan kunnen ze eens gaan nadenken of Bavel Zuid echt nog nodig is. WETHOUDER ARBOUW: In de verdere uitwerking van de visie zullen we daar ook een uitspraak over doen wat ongeveer onze verwachting is dienaangaande. En ja voorzitter, als het gaat over kantoren en als het gaat over detailhandel, hebben we volgens mij in voldoende mate de Kantorennota met het detailhandelsbeleid wat zeer recent is en waar we op ons baseren. En we nemen ook expliciet de keuzes die u als gemeenteraad heeft gemaakt op dit nog wel en verder niet meer. Dat geldt voor de detailhandel en dat geldt voor de kantoren. Dank u. DE VOORZITTER: Tot slot wethouder Akinci nog een korte bemerking. WETHOUDER AKINCI: Voorzitter, kort inderdaad. De heer Van Lunteren vroeg nog om een herbevestiging van wat ik net gezegd heb. Ik bevestig bij deze wat ik net gezegd heb. DE HEER VAN LUNTEREN:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2013 | | pagina 52