110
Dank u wel.
DE VOORZITTER:
Maar ik wil het wel even opgemerkt hebben als voorzitter van het college en als voorzitter van uw
raad.
Dank u zeer.
Het woord is aan mijnheer Van den Berg.
Mijnheer Van den Berg, Breda'97.
DE HEER VAN DEN BERG:
Dank u wel, voorzitter.
Het Rekenkamerrapport. Voorzitter, ooit, vroeger, werd deze ruimte al bevolkt door slimme
raadsleden. Deze besloten op enig moment om onderzoeken van de Rekenkamer vergezeld te laten
gaan van raadsvoorstellen, ongetwijfeld met die gedachte dat indien een rapport van de
Rekenkamer daartoe aanleiding zou geven, het college die kant op te kunnen sturen die de raad
voor ogen stond. Oftewel: de zogenaamde stok achter de deur. En nu ligt er dit rapport
raadsvoorstel inzake het Grondbedrijf en grondbeleid. Geen eenvoudige materie, voorzitter.
De stad is, als Breda'97 het allemaal mag geloven, op een haar na failliet. En als ik de krant moet
geloven, is het enige wat ons kan redden om geen artikel 12 gemeente te worden, onze Bredase
trots, een soort esprit de corps, esprit de Breda zeg maar. Maar nu hoop ik wel voorzitter, dat we
naast deze tomeloze geestdrift voor Breda toch wel vooral ook de komende jaren ons gezonde
verstand blijven gebruiken om een financieel debacle af te wenden.
Wat Breda'97 betreft, is het rapport van de Rekenkamer duidelijk. De toestand is ernstig; het roer
moet om. We zijn er echter ook van overtuigd dat niemand in deze zaal daar ook meer aan twijfelt,
aan dit gegeven.
In het rapport staat een groot aantal aanbevelingen. Om deze allemaal langs te gaan, is eigenlijk
zonde van uw tijd voorzitter, en in de optiek van Breda'97 ook niet erg zinvol.
We denken dat we 3 gedachtelijnen uit het rapport kunnen destilleren.
Ten eerste de conclusie van het besef dat we nu de wrange vruchten plukken van het grondbeleid
uit het verleden en dat het nog een behoorlijke tijd gaat duren aleer we de zaken weer op de rails
hebben met daarbij tussentijds de waarschuwing dat de peren hierdoor niet minder gebakken
worden.
Nummer twee het toch wel behoorlijk te noemen gebrek aan transparantie en totaaloverzicht
inzake de grondexploitatie.
En ten derde eigenlijk de allesomvattende vraag: toen actief grondbeleid, en nu? Met wat voor
grondbeleid moet Breda de toekomst in?
We zijn van mening dat we op deze 2 laatste vraagstukken moeten focussen, voorzitter.
Breda'97 doet graag mee in deze discussie maar daar is wel beschikbaarheid van informatie en tijd
mee gemoeid. Het nu instemmen met dit voorstel en/of met een ingebracht amendement zou ons
inziens dan ook afbreuk doen aan de boodschap die eigenlijk het rapport probeert te brengen. Het
zou een en ander weer reduceren tot een hoop papier waar aanbevelingen worden versnipperd
tussen raad en college en vervolgens een bestuurlijke sfeer ontstaat van om te onderzoeken of het
zinvol is om te bezien zo nodig nog nadat nader onderzoek is gedaan dat men moet gaan kijken
hoe en op welke wijze realiseerbaar is. En dat alles moet dan in het zicht van de naderende
Structuurvisie op korte termijn zoals een voorstel tot een financiële stelselwijziging.
Kortom, wat Breda'97 betreft, gewoon niet zinvol door dit stuk op deze wijze te behandelen. We
doen nu net minder recht aan de Rekenkamer, college en raad, door het zo te behandelen dan met
het amendement. Dat is het dan van de andere kant bezien. En nog afgezien van het feit eigenlijk
voorzitter, maar dat speelt subsidiair een rol, dat ik toch ook een beetje het gevoel heb dat ik mij
als leek niet op deze wijze wil laten gebruiken om het verschil van inzicht tussen Rekenkamer en
college op deze wijze te beslechten. Wel is Breda'97 mede ondertekenaar van de D66 moties
inzake Gedragslijn openbaarheid en Openbaar overdrachtsdocument, simpel om het feit dat wij van
mening zijn dat daar de controleerbaarheid en de mogelijkheid van sturing en kaderstelling begint,
bij openheid en transparantie.
Tot zover.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer.
Mijnheer Stubenitsky.
DE HEER STUBENITSKY:
la voorzitter, ik doe het hier vandaan.
Dank en waardering voor het vele werk van de Rekenkamer. En datzelfde geldt ook voor het werk
van de heer Quaars die het grootste deel van zijn weekend er aan besteed heeft. Hij belde mij zelfs