278
weg is. Het wordt namelijk grasland. En u kunt het kopen voor een hoge prijs, namelijk de prijs die
partijen nu voor de kavels hebben betaald. Het is een beetje détournement de pouvoir in mijn ogen
in feite. Want u zegt dus tegen partijen: als u het niet binnen 7 jaar gerealiseerd heeft, gaan wij
straks met u juridisch onderhandelen, want ja dan is het toch niks meer waard, want de
bestemming ligt er niet meer op, dus dan ga ik het voor een koopje terughalen. Volgens mij haalt
u dat voor de rechter never nooit.
DE HEER DE BEER: u
Voorzitter, ik zou graag de heer Arbouw dan willen vragen of als ik deze, ik noem het voor het
gemak dan maar even mening, doorexerceer, dan zou ik daar eigenlijk op uitkomen dat de Bavelse
Berg wel uit de Structuurvisie gehaald moet worden, als de raad daartoe besluit, omdat dat dan
geen détournement de pouvoir zou zijn, waarmee je wel het signaal aangeeft datje, gegeven de
omstandigheid die we bij deze coalitieperiode hebben aangetroffen, als het gaat om dat dossier,
accepteren en in een nieuwe overeenkomst gieten maar het niet zien als stip aan de horizon.
WETHOUDER ARBOUW:
Dat is een discussie die u in september best kunt voeren. Als u zegt van ja, ik wil als partij, wil ik in
de Structuurvisie een soort van what if situatie beschrijven, is dat natuurlijk uw goed recht als raad
om daarover te debatteren. Maar het bestemmingsplan is niet de manier om dat op deze manier te
doen. Mevrouw Van Hasselt zei terecht: over 7 jaar heeft u namelijk als gemeenteraad het volste
recht om het terug te halen. Dan zit er een valide bestemming op, kunt zelf als raad tegen die tijd
een afweging maken, ik wil hier wel of ik wil hier geen evenementenhal en wil ik dat eventueel op
een andere plek, ja of nee. Als u hem nu al bij voorbaat weg haalt die bestemming, betekent dat
dat u dus in feite niets heeft. Het recht van koop, dat is maar zeer twijfelachtig voor welk bedrag
dat op dat moment gekocht kan worden en in feite heeft u dan veel minder in handen en dus ook
veel minder zekerheden, ook financieel, dan dat nu de afspraak in de SOK is: over 7 jaar heb ik het
recht om het naar me toe te halen. En volgens mij is die zekerheid precies ook wat het duwtje in
de rug is voor partijen om tot ontwikkeling over te gaan. En ik wil daarbij benadrukken dat ik
afgelopen maandag met de partijen gesproken heb waarin ik natuurlijk zelf ook het gevoel wilde
hebben van hoe gaan we dat in tijdlijn doen.
En dan kom ik op het punt van mevrouw Schokker. Want daar hebben we heel duidelijk met elkaar
besproken dat eerst die infrastructuur aangelegd gaat worden. Daar gaat men meteen mee aan de
slag zodra het bestemmingsplan onherroepelijk is. En dat als het gaat om bedrijventerrein
evenementenhal, dat daar een clausule in het contract, in de SOK, is afgesproken dat met het
bedrijventerrein pas begonnen kan worden op het moment dat de fundamenten van de hal in feite
al aangelegd zitten. Daarmee voorkom je, wat de zorg van mevrouw Schokker is, dat alleen het
bedrijventerrein aangelegd wordt en dat uiteindelijk die evenementenzone niet van toepassing is.
Ook dat hebben we geborgd in de afspraken.
DE HEER DE BEER:
Voorzitter...,
DE VOORZITTER:
Heel kort. En dan stel ik voor dat de wethouder naar een afronding gaat.
Korte interruptie.
DE HEER DE BEER:
Welke keuze zou een volgend college kunnen maken als een dossier als dit, zeg maar in realisatie
of bij 6,5 jaar maar toch net iets meer tijd heeft dan die 7 jaar. Welke keuzes zou zo'n college
kunnen maken op zo'n moment?
WETHOUDER ARBOUW:
Het ijkpunt hebben we vastgelegd op dat het moet gerealiseerd zijn binnen die 7 jaar. Dus als die
evenementenzone na die 7 jaar niet juridisch ook werkelijkheid is in de zin van dat alle
vergunningen afgegeven zijn maar ook daadwerkelijk begonnen is met realiseren, dan heeft u
juridisch een instrument om het naar u toe te halen en dan heeft u zelf een keuze wat u dan doet.
DE HEER DE BEER:
Nee, nee, nee, nee, nee. Voorzitter, ik heb het over welke keuzes, even niet normatief maar
gewoon technisch, welke keuzes kan een college maken op zo n moment? U heeft net het
instrument van dit amendement beschouwd, niet vanuit uw eigen mening maar vanuit een
instrumentele wijze, conceptuele wijze bijna, maar welke keuzes kan een volgend college nou
maken als die situatie die ik net schets, zich voordoet?