372
zoals we daar in januari ook uitgebreid onder leiding van de heer Szablewski over gedebatteerd
hebben met elkaar, dat we met de Begroting 2014 met de stand van zaken terug komen.
DE VOORZITTER:
Dan is het woord aan wethouder Meeuwis.
Wethouder Meeuwis.
WETHOUDER MEEUWIS:
Voorzitter op het gebied van mijn portefeuille zijn 2 vragen gesteld. Wacht even. Ik pak die er even
bij.
De eerste vraag was een vraag van mevrouw Van Beek naar aanleiding van een opmerking van de
heer De Beer. En die ging over de besteding van de participatiemiddelen in het innovatiebudget,
wat door uw raad is ingesteld. Ik heb de toezegging nog niet zo lang geleden gedaan om dat half
augustus met elkaar te bespreken wanneer we dus zowel de initiatieven waar we mee bezig zijn
alsook zeg maar de stand van zaken van het bezit. En dan zal blijken dat een groot deel van het
budget voor initiatieven beschikbaar is. En we kunnen dan ook met elkaar spreken over wat voor
zaken we, welke prioriteiten we nog zouden willen stellen voor de verdere uitnutting van dit
belangrijke budget.
En dan was er nog een vraag van de heer Van Lunteren. Of wij er op wilden toezien, het was meer
een oproep, dat binnen de participatieactiviteiten er vooral zo min mogelijk of geen misbruik van
arbeidskrachten zou worden of kunnen worden gemaakt. En ik zou daarop willen zeggen:
uiteraard. En als er redenen zijn waarom u denkt dat dat wel zou gebeuren, dan wil ik dat uiteraard
graag van u weten.
Even kijken, de motie 4, zoals ik hem hier heb staan, Breda maakt werk van Arbeid, is door collega
Boelema beantwoord, althans het advies vanuit het college.
Als ik naar de motie Baanbonus versus Startersbeurs kijk...,
MEVROUW HAAGH:
Voorzitter
DE VOORZITTER:
Mevrouw Haagh.
MEVROUW HAAGH:
Ja, mevrouw Boelema zei: collega Meeuwis behandelt hem inhoudelijk. En aangezien er geen
woord aan ambitie hierover in de Voorjaarsnota staat, zou ik het toch heel erg plezierig vinden als
die inhoudelijke mening ook komt van het college.
WETHOUDER MEEUWIS:
Als u vaststelt, de motie zegt dat er meer en intensiever zou kunnen worden gestuurd op de
participatiekalender, dan zeg ik het net zoals u dat zegt: we zouden altijd meer kunnen doen. We
hebben uiteraard ook te maken met de realiteit vandaag de dag waarin we keuzes moeten maken.
Ik denk dat we als raad en college, als bestuur van deze stad, best wel trots kunnen zijn op hoe wij
inzetten op participatie. U heeft daar zelf ook uw bijdrage aan geleverd. We hebben een
gezamenlijke werkambitie geformuleerd. Die is allesomvattend. Daar staat veel in; we hebben veel
geleerd van het verleden. Naar aanleiding van uw Rekenkamer die daar in het begin van deze
bestuursperiode wat adviezen en opmerkingen over heeft gemaakt. Ik denk dat we forse slagen
hebben gemaakt. Ik denk dat we er niet zijn. Ik denk ook dat de crisis niet helpt, wat dat betreft.
En ik denk ook dat alle zeilen bij moeten. En uiteraard, iedere euro die er bij kan, zal iets
opleveren. Uiteindelijk is de realiteit wel, - en dat is dan zeg maar de invulling die ook door
mevrouw Boelema namens het college wordt toegelicht -, dat er vandaag de dag ook vooral een
tekort binnen het sociaal domein zichtbaar is of zich aftekent. Dat is dan niet zozeer een algemene
uitkering van het Gemeentefonds maar wel een uitkering die in het kader bijvoorbeeld van de wet
BUIG beschikbaar komt. Dat zijn gewoon uitkeringsmiddelen. En daar stevenen we toch af op een
tekort. We hebben dat ook met elkaar gewisseld in eerdere besprekingen en dat is een probleem
waarbij de tekorten ook uit diezelfde algemene middelen moeten worden aangevuld. En vooralsnog
zie ik dat het tekort groter is dan het mogelijke overschot wat zich op basis van die herverkaveling
in het Gemeentefonds aftekent. Dus ik ben het met u eens inhoudelijk. Ik zou het als
portefeuillehouder, - ik mag dat zo misschien niet zeggen -, maar uiteraard omarmen,maar ik ben
mij bewust van de realiteit dat we meer en ook andere prioriteiten hebben.
Dan even ga ik naar de Startersbeurs. Ik ken de Startersbeurs. Er zijn een aantal gemeenten mee
van start gegaan. Het is allemaal relatief recent. Dus we hebben nog niet echt een goed beeld wat
het nou oplevert. Het gaat om enkele mensen die daar nu mee van start zijn gegaan. Gemeenten
in Brabant, - daar spreken we even over -, die zijn nu 1,5 maand of 2 maanden bezig met deze