604
DE VOORZITTER:
Ik stel voor dat u probeert tot een afronding te komen mijnheer Elbertse.
Wacht, nog een interruptie.
Mevrouw Haagh.
MEVROUW HAAGH:
Ja voorzitter, dank u wel.
De geluiden van het Bredaas Museum hadden ons ook al eerder bereikt, vandaar de vragen die we
daarover stelden aan het college. En ik hoop dat we dan tot actie kunnen komen om het naar de
raad toe te halen want de verzelfstandiging is dan toch een beetje een zorgpunt, wat ons betreft.
Maar mijn vraag gaat over een andere motie van u en dat is motie nummer 14 over die
maatschappelijke stage. Daarin vraagt u het college te vragen aan 2 organisaties om een heleboel
werk te gaan verrichten. Heeft u dat zelf dan niet aan uw organisaties gevraagd? En wie wordt er
nou voor verantwoordelijk? Want als het college vraagt en zij zeggen: ja maar daar hebben wij
helemaal geen capaciteit voor. Die organisaties hebben nogal aardig wat te doen. Het is een beetje
vreemd. Want het is geen verzoek aan het college. Het is geen gemeentelijke vraag. Maar u
verwerkt hem wel in een motie. Kunt u dat toelichten?
DE HEER ELBERTSE:
Waar het ons vooral om gaat, is het volgende. Kijk, wat we zien is tot aan 2014, een schooljaar
loopt anders als het jaar dat de subsidie is toegekend zeg maar op deze stages. Dus dat betekent
dat er tot eind 2014 geld is en voor 2015 niet. Het probleem is alleen nu dat doordat de scholen
zien en denken dat de subsidie vervalt, zij ook al niet meer in begin schooljaar 2014-2015 die
maatschappelijke stages gaan doen. En daar willen wij zeg maar een onderzoek nu en met
vernieuwende mogelijkheden kijken of we daar een oplossing voor kunnen vinden.
MEVROUW HAAGH:
Voorzitter, dat gaat toch geld kosten? Daar moet dan toch ook geld voor zijn? Ziet u daar dan een
rol voor de gemeente of niet? U brengt hem hier in de gemeenteraad in. Het gaat over budget en
het gaat over een plan. Ligt er een rol voor de gemeente of niet? Want anders snap ik niet zo goed
wat deze motie hier doet.
DE HEER ELBERTSE:
Nou ja, wat wij willen is dat de gemeente onderzoekt, of in elk geval het initiatief neemt om te
kijken of in samenwerking met de organisaties en de scholen, - en daar zijn ook ideeën over -, om
te komen tot een soort van vernieuwende maatschappelijke stage. Het geld voor dit jaar, voor het
komend jaar, is het probleem niet. Het gaat alleen om het onderzoek wat wij daarin willen.
DE VOORZITTER:
Ik denk dat het gewisseld is.
Mijnheer De Beer.
En mijnheer Van den Berg.
Eerst mijnheer Van den Berg. Want die had straks ook
En dan mijnheer De Beer.
Minheer Van den Berg.
DE HEER VAN DEN BERG:
Dank u wel, voorzitter.
Mijn vraag gaat over motie 15. Die complexe hulpvragen.
Kunt u mij vertellen hoe u tot het limitatieve getal 10 komt van 10 gezinnen? Want ik vraag me
dan altijd af, als je gezin 11 bent, dan heb je weer niks gewonnen.
DE HEER ELBERTSE:
Nou ja, ja dat is inderdaad. Wij hebben ons daarin even laten leiden door het veld zeg maar. Of dat
je nou 10 moet nemen, 15 of 5. Wat we willen, is dat je in elk geval een aantal gezinnen in beeld
brengt waarin je kijkt hoe dat nu loopt en hoe dat op een nieuwe manier beter zou kunnen en
daarvan te leren en dat dus dan mee te nemen naar gezinnen met minder complexe vraagstukken.
DE VOORZITTER:
Mijnheer De Beer, D66.
DE HEER DE BEER:
Ja weer even terug naar de motie over de maatschappelijke stage. Want ik begrijp uit uw verhaal
dat u een beetje in het gat springt omdat die verplichting van die maatschappelijke stage er vanuit