628
DE VOORZITTER:
Mijnheer Van Lunteren.
DE HEER VAN LUNTEREN:
Los van deze discussie, waarin ik de wethouder overigens tot op zekere hoogte kan volgen, is de
vraag natuurlijk het volgende. Tussen mijnheer Elbertse en mij ontspon zich een debatje over wat
is nu het geluid wat u naar landelijk en de VNG afgeeft. Gaat dat alleen maar over het geld, geef
ons meer geld en dan voeren wij uit wat u wilt, of gaat u ook zeggen van voor ons hoeft die
Participatiewet niet zoals die er nu ligt want
DE VOORZITTER:
Wethouder. Heldere vraagstelling.
WETHOUDER MEEUWIS:
Ja ik vind dat een vraag die u niet aan mij moet stellen. Wij zijn als gemeente deels
uitvoeringsorganisatie van wat de Tweede Kamer als beleid vaststelt. Ik vind dat ik daar best iets
van kan vinden maar dat is voor deze discussie niet zo relevant. Die Participatiewetgeving die gaat
er naar alle waarschijnlijkheid, hier en daar nog geamendeerd, aankomen, Het gaat er ons dan om
dat als wij wetgeving hebben uit te voeren, dat daar een deugdelijke begroting onder ligt. We
hebben die discussie Andere collega's hebben zich daarover geroerd, als het gaat over delen die
uit die 3 decentralisaties worden gehaald wat naar onze mening onoverkomelijke effecten heeft op
de manier waarop wij daar financieel handen en voeten aan kunnen geven. Daar horen vragen
vanuit de verantwoordelijkheid die we als gemeente dragen, bij. Dus als u zegt, is het een
financieel vraagstuk, in de veronderstelling dat wij als gemeente ook mede invulling geven aan
landelijk vastgesteld beleid, dat op zich niet ter discussie stellen, maar wel de uitvoerbaarheid ter
discussie mogen stellen, als wij onvoldoende in staat zouden zijn om bijvoorbeeld financiële zaken
uit te regelen. En mocht het Kijk, uiteindelijk gaat het kabinet er over, gecontroleerd door de
Tweede Kamer. Mochten die daar niet aan tegemoet komen, ja dan moeten we op dat moment
bezien. Maar voor nu is dat nog een brug te ver. Dus ik zou nu ook niet de Atea organisatie zo
willen tunen, om het even heel concreet te maken, of nu plannen te maken, waarbinnen bij wat we
nu mogelijk aan risico's zien, zouden kunnen verwachten. Want even het meest dramatische effect
watje kunt hebben, als u kijkt wat is de belangrijkste kostencomponent van de Ateagroep, dat zijn
de loonkosten van de mensen in de sociale werkvoorziening. Dat zijn mensen die krijgen een
keurig salaris. Die hebben een CAO. En wat je wilt voorkomen, is dat je daar aan moet komen. Dat
wil je niet. Althans, ik ga er vanuit dat deze raad dat niet als eerste voorstelt om boven op de lijst
te zetten. Dat is ook niet wat uw college u voor zou willen stellen.
DE VOORZITTER:
Gaat u verder.
WETHOUDER MEEUWIS:
En dus op basis van wat er nu ligt, zou dat mogelijkerwijs een optie moeten zijn. Daar willen we
gewoon nu niet aan.
DE VOORZITTER:
Ik denk dat dit voldoende gewisseld is.
De wethouder gaat verder.
WETHOUDER MEEUWIS:
Dan heb ik nog, eens even kijken hoor, ja voor wat betreft de coaching van uitgestudeerden, we
hebben het daar ook eerder over gehad. Ik zou nog wel even wat nader willen spreken met de
indiener. Misschien dat dat zo in de schorsing even kan. Over een aantal zaken die daar, waarvan
ik denk misschien is het wat te strak ingekaderd. Maar op basis van de dingen die we nu doen en
de businesscoaches als succesvol instrument, zie ik daar mogelijke combinaties om de ambities die
uit deze moties spreekt, om daar mee aan de gang te gaan. Dus daar dan graag nog even overleg
over.
DE HEER SCHELTENS:
Voorzitter, misschien kan ik helpen om bij die motie 18 waar we het over hebben, de coaching
uitgestudeerden in crisistijd, daar komt de 2e variant, en daar blijven er van de 10 overwegingen
maar 3 over, nummers 1,3 en 4. En die staan keurig in de aangepaste motie en dat maakt hem
een stuk acceptabeler.