9
te maken. We hebben destijds alleen het jaar 2013 daar even apart uit gehaald om de reden waar
de heer Hardorff al aan refereerde, het feit dat er nogal wat landelijke middelen weg vielen en uw
raad, terecht, een perspectief wilde voor het museum, waarbij zelf meer eigen middelen anders
dan van de gemeente Breda zouden aantrekken en ook zichzelf manifester zouden positioneren in
de Bredase samenleving op het punt van cultuur maar ook bedrijvigheid rondom beeldcultuur.
Om hoeveel geld gaat het dan mijnheer Van den Berg. Dat is nu jaarlijks, dus dat is het bedrag van
2013 ook geweest, 2.353.386,—.
In de richting van de heer Elbertse en ook de heer Ernst, het volgende. De herijking van het
cultuurbeleid, dat is een discussie over de volle breedte. Ik denk niet dat die net zo lang en net zo
intensief gevoerd zal worden als aan het begin van de vorige bestuursperiode toen er een jaar de
tijd is uitgetrokken om met iedereen in het veld in uitvoerige stadsdebatten alle facetten van het
culturele leven in Breda te belichten. Maar die keuze is natuurlijk aan het volgende bestuur en aan
de volgende raad. Maar ik kan me alles voorstellen bij het feit dat het wel een fundamentele
discussie is over: waar staat cultuur, hoe ga je om met breedtecultuur, hoe ga je om met
topinstellingen, hoe verbind je dat met economie, hoe verbind je dat aan elkaar, waar is dat wel en
niet zinvol, en vervolgens: welke gelden horen daarbij. Dat betekent dus ook dat je naar
samenwerking gaat kijken op de inhoud, aan de achterkant, waar dat zinvol is. Dus op het moment
dat we die clausule innemen, opnemen, en ja mijnheer Scheltens, ik zal hem even zeggen:
subsidie voor 2014 met de intentie tot en met 2016, dus de volledige periode, afhankelijk gemaakt
van de uitkomsten van herijking van het cultuurdebat. Dus op het moment dat daar gezegd wordt:
wij willen MOTI een andere rol geven in de beeldcultuur, dan betekent het ook dat in de afspraken
die nu daarin gezet worden, dat deel van die afspraken, prestatie afspraken, wordt omgebogen
naar die nieuwe realiteit. En als u met z'n allen zou zeggen, wij willen MOTI veel meer een positie
geven op erfgoed, dan zullen we die prestatie afspraken zo moeten aanpassen inclusief de
middelen die daarbij horen. Dat laatste lijkt me niet logisch maar het kan natuurlijk een uitkomst
zijn. Dus mijnheer Ernst, geclausuleerd, ja, maar vervolgens ruimte voor een discussie in de volle
breedte en de volle positionering en dus ook over de bijbehorende financiën.
Daarmee mijnheer Hardorff zit er materieel geen enkel verschil tussen de flexibiliteit in uw motie
en wat ik hier betoog. Op een cruciaal punt na: op het moment dat wij de beschikking afleveren
met een horizon, zonder het vast te leggen, maar met een horizon die verder gaat dan alleen maar
het jaar 2014, kunnen we het museum ook houden aan het in gang zetten van ontwikkelingen die
ook voor 2015 en 2016 relevant zijn. Dan kunnen zij ook bijvoorbeeld veel makkelijker een positie
innemen in de voorbereiding van beeldcultuurfestivals zoals Graphic Design en Breda Foto omdat
die straks na 2014 ook in 2016 weer een editie hebben. Dat is niet in beton gegoten, wat
geclausuleerd, maar er is een perspectief voor het museum op basis waarvan zij ook de
samenwerking met andere onderdelen van de culturele sector in de stad of daar buiten kunnen
opzoeken. En die vind ik van eminent belang waardoor ik bovenal de voorkeur geef aan...,
DE HEER HARDORFF:
Voorzitter, mag ik
WETHOUDER AKINCI:
de clausule in plaats van slechts een beschikking voor een jaar.
DE HEER HARDORFF:
Ik zou graag een interruptie
DE VOORZITTER:
U krijgt nu het woord.
DE HEER HARDORFF:
Akkoord.
DE VOORZITTER:
Als laatste.
DE HEER HARDORFF:
Dank u wel.
Want ik vind datgene wat de heer Akinci zegt eigenlijk wel een hele interessante. Maar wellicht zou
je hem zelfs kunnen omdraaien. Tot nu toe heeft het MOTI meer moeite gehad om aansluiting te
vinden met de stad, zeg maar de mislukte vrijage ook met het Huis voor Beeldcultuur. Zou juist
het feit dat je hem voor een jaar de beschikking afgeeft, niet juist de stok achter de deur zijn om
juist deze ontwikkeling in gang te zetten, laten zien dat ze ertoe in staat zijn om ze vervolgens te