112
Leden van de raad, dames en heren, geachte aanwezigen.
Ik ben ervan overtuigd dat u mij het ook even toestaat dat met de benoeming van de nieuwe
wethouders ook het moment aanbreekt van afscheid nemen van 3 gepassioneerde wethouders.
Mag ik hen vragen even hier naar voren te komen om nog eenmaal in de arena te staan waaraan u
zoveel tijd en energie geleverd heeft.
Mevrouw Boelema, en mijnheer Meeuwis. Ja, ik begrijp dat het even een lastige is omdat
wethouder Arbouw ieder moment kan arriveren. Dan wacht ik even daarop. Ik krijg net door...,
Want die komt, die moet landen op Brussel, en ik verwacht dat die ieder moment komt.
Dan wacht ik even daarmee.
Dan stel ik voor dat ik even de vergadering schors, niet schors. Ik vraag wel even schorsing.
Dat betekent dat we nu overgaan om de formaliteiten in orde te maken voor de benoeming en
toelating van de raadsleden die de tot wethouders benoemde raadsleden moeten opvolgen.
Als u mij toestaat, vraag ik wederom de raadsleden om de zaal niet te verlaten. En dat betekent
dat we even een paar momenten hier blijven zodat de mensen, de voorzitter van het centraal
stembureau, ondersteund door de mensen van Burgerzaken, een en ander kan accorderen.
Een kort moment. En dan hoop ik dat ook oud wethouder Arbouw zo zal arriveren.
Een korte schorsing.
Dames en heren het is een drukke vergadering met heel veel procedurele kanten. Ik vraag
daarvoor begrip. Maar des te aangenamer zal dadelijk het drankje smaken.
SCHORSING
VIII. TOELATING VAN OPVOLGENDE RAADSLEDEN.
DE VOORZITTER:
Mag ik u allen vragen de plaatsen in te nemen?
We hebben nog een heel programma te gaan.
Ik heropen de vergadering.
Aan de orde is de beëdiging van de heren Spiegel, Rutten, Sips, Koniuszek en Vuijk als raadslid
respectievelijk de fracties SP, CDA, Partij van de Arbeid, GroenLinks en Breda'97. Daarvoor hebben
de heren inmiddels zojuist hun benoeming aanvaard. Ik wil wederom mevrouw Van Hemel,
voorzitter van de Commissie Geloofsbrieven, uitnodigen.
MEVROUW VAN HEMEL:
De Commissie Geloofsbrieven verklaart dat de geloofsbrieven en de verder bij de Kieswet
gevorderde stukken zijn ontvangen en ingezonden door de heer Koniuszek, de heer Rutten, de
heer Sips, de heer Spiegels en de heer Vuijk. Zojuist zijn bovengenoemde personen benoemd tot
lid van de gemeenteraad. De commissie rapporteert de raad dat zij bovengenoemde bescheiden
heeft onderzocht en in orde heeft bevonden. Gebleken is dat de benoemden aan alle in de
Gemeentewet gestelde eisen voldoen. De commissie adviseert tot hun toelating als lid van de
gemeenteraad.
DE VOORZITTER:
Dank u mevrouw Van Hemel.
Mag ik aannemen dat u als raad kunt instemmen met de advisering door de Commissie
Geloofsbrieven? Dan is daarmee besloten tot toelating van deze personen tot de gemeenteraad.
Dan ga ik nu over tot de beëdiging en wil ik de heren Spiegels, Rutten, Sips en Koniuszek en Vuijk
uitnodigen om naar voren te komen. En mag ik u allen wederom vragen om te gaan staan, zij die
daartoe in de gelegenheid zijn?
Ook voor u geldt dat u de keuze heeft tussen het afleggen van de eed of belofte.
Ik zal de beide teksten voorlezen en afhankelijk van uw keuze, antwoordt u in geval van de eed: zo
waarlijk helpe mij God almachtig. En daarbij steekt u de 2 vingers op. In het geval van de belofte
zegt u: dat verklaar en beloof ik.
De tekst van de eed.
Ik zweer dat ik om tot raadslid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke
naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer dat ik, om iets in
dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten
zal nakomen, en dat ik mijn plichten als wethouder naar eer en geweten zal vervullen.