130 DE HEER TOESET: Dank u. Wat ons ook nog niet helder is, is hoe het college de exploitatiekosten, - een collega van de WD heeft het er net ook al over gehad -, van ruim 552.000,-- structureel, hoe het die gedekt krijgt. In de raadsvergadering van 15 juni hebben collega Paul de Beer al gewezen op mogelijke inconsistenties in dat verband. DE HEER VUIJK: Voorzitter, voorzitter, mag ik een vraag stellen? Er wordt hier zeg maar een discussie gevoerd een beetje op kruideniersniveau op ongeveer 1776 plaatsen tot 2000. Vervolgens naar een exploitatie die uiteindelijk te duur blijkt naar een, hoe noemen ze dat, een te maken fietsenkelder. Heeft u daar ook al een dekking voor gevonden? Want uiteindelijk als we dus met geld gaan strooien, dan moet u voor een kelder onder de Willemstraat toch ook ergens een financiering van zien te krijgen. Heeft u daar al over nagedacht? DE VOORZITTER: Mijnheer Toeset. DE HEER TOESET: Mijnheer Vuijk, als u mijn woorden goed heeft beluisterd, dan maakte ik een onderscheid tussen de voorziening die op dit moment gerealiseerd wordt. En ik maak daarbij uitdrukkelijk ook de opmerking dat ik daar tevreden over ben omdat die binnen de budgettaire randvoorwaarden die we als raad hebben gesteld, is opgelost. Ik vraag me wel af hoe het komt als we met elkaar afspreken dat daar 2000 plaatsen gerealiseerd worden in die kelder, dan het er nu 1776 zijn gebleken. En voor de rest heb ik nog steeds een vraag over de dekking van de exploitatiekosten. Dat staat los van de opmerking hier in de motie waarbij ik naar voren breng dat het zinvol is om vooruit te kijken, rekening te houden met het feit dat we nu straks een tekort aan capaciteit hebben en dat we daar in de inrichting van de openbare ruimte al mee rekening kunnen houden en daardoor in de toekomst kosten besparen. DE HEER VUIJK: Is het dan niet handiger om meer in technische middelen te zoeken van fietsen die er 3 weken staan met platte banden, om die op te ruimen? Ik bedoel: dan heb je op een gegeven moment een adequaat beleid en dan hoefje geen dure fietskelder te bouwen. DE HEER TOESET: Ik wil hier niet nu de hele discussie gaan voeren over wat voor fietsenkelder, wat voor fietsenberging of wat voor een voorziening er moet komen, ik DE HEER VUIJK: Nee, maar als u die discussie niet wilt voeren, dan moet u die motie ook niet indienen en dan moet u hem later een keer indienen als u hem ergens in de commissie uitgebreid met ons besproken heeft. DE HEER TOESET: Mijnheer Vuijk, ik dien nu een motie in die heel helder richting geeft aan de nog te nemen besluiten op de korte termijn in de inrichting van de openbare ruimte in het stationsgebied wat sterk gekoppeld zit aan deze Openbaar Vervoer Terminal. Ook besluiten die nu genomen moeten worden in de bouw van de Openbaar Vervoer Terminal, die rekening houden met een mogelijke uitbreiding van de fietsenberging omdat we nu al kunnen voorzien dat er een tekort gaat ontstaan. Dat lijkt me zinvol beleid. DE VOORZITTER: Goed. DE VOORZITTER: Nee, geen..., Het is voldoende gewisseld. Mijnheer Toeset gaat verder. DE HEER TOESET: Goed. Ik maakte de opmerking over de exploitatiekosten waarvan ik van het college nog graag hoor hoe ze die kunnen dekken. En we zouden ook graag van het college de toezegging krijgen dat we in ieder geval met de Voorjaarsnota helderheid krijgen over dit punt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2014 | | pagina 11