289 De heer Vuijk (Breda'97) beaamt dat niemand in de toekomst kan kijken. Het voordeelt van voorliggend voorstel noemt de fractie dat men in de toekomst verlost zal zijn van "eenmalig geld". Het voorstel heeft een groot realiteitsgehalte met een meerjarenraming. Hij is er blij mee. De heer Van der Horst (BOB) deelt mede onderhoud belangrijk te vinden alsmede de dekking van de 7,5 miljoen zoals genoemd in het amendement. Het probleem moet niet worden vooruitgeschoven. Mw. De Heer (Trots/OPA) juicht de inhaalslag toe. Men vindt het jammer dat er in dit debat slecht naar elkaar geluisterd wordt. Inzake het amendement vindt men dat men beter nu op zeker kan spelen. Reactie van het college: Wethouder van den Berg constateert dat er over 2 zaken gediscussieerd wordt. Iedereen is blij dat de buitenruimte wordt aangepakt. De wethouder benadrukt dat de kwaliteit van de buitenruimte in ieder geval omhoog gaat; dat is nu al zichtbaar. Inzake de door D66 genoemde 1,9 miljoen, deelt hij mede dat als die bedragen zouden helpen om naar dat B niveau te gaan wat er al 15 jaar niet meer is, dat zeker niet de bedragen zijn die nu aan de orde zijn. De heer De Beer vraagt of de wethouder dan het onderzoek van de Rekenkamer in twijfel trekt. Deze heeft namelijk duidelijk aangegeven wat incidenteel en wat structureel nodig is. De wethouder antwoordt dat zeker niet te doen maar wel van mening te zijn dat als het voormalige B niveau gehaald moet worden er hele andere veel hogere bedragen nodig zijn. Hij zou als eerste stap willen gaan voor het nu voorliggende niveau; dat zou al heel mooi zijn. De heer De Beer geeft aan dat als de wethouder een nieuw inzicht heeft, men daar graag informatie over wil. De Rekenkamer heeft namelijk aangegeven dat het eerder afgesproken niveau met de genoemde som kan worden gehaald. Zijn er nu nieuwe inzichten? De wethouder verwijst naar de hierover reeds gevoerde discussie in de commissie waaraan hij niets nieuws kan toevoegen. Naar aanleiding van de vraag of strenge winters zijn meegenomen, deelt de wethouder mede dat dit niet specifiek is meegenomen omdat dit een subjectief begrip is. De beheerplannen komen echter steeds meer in lijn en daardoor zijn veel kritieke situaties beter in ogenschouw. Voor alle kritieke situaties ook naar de winter toe, worden aangepaste maatregelen getroffen. Wethouder Van Lunteren deelt mede voor een financieel degelijk beleid te staan: meerjarig sluitend, voldoende investeringsbudget, oog voor de risico's en een goed weerstandsvermogen. Meerjarig sluitend is in dit geval inclusief de 7,5 miljoen die aan de provincie beloofd is. Voorts deelt hij mede het investeringsbudget in voorkomende gevallen op de juiste wijze te kunnen gebruiken. Er is 60 miljoen genoemd. Daar is bij de coalitievorming een bedrag vanaf gehaald en daar zit nog ongeveer 14 miljoen in. Daar wil men zuinig op zijn. Verder heeft men de risico's goed in kaart; daarover zijn de modellen bekend. Mocht blijken dat het meerjarenperspectief niet sluitend wordt vanwege onvoorziene omstandigheden, dan zal dit worden heroverwogen. Derhalve ontraadt de wethouder het amendement. De dekking zal de stad qua investeringen op slot zetten. De heer Quaars vraagt waarom de wethouder voor deze constructie kiest en het niet omdraait. Wanneer men er zo zeker van is dat die algemene reserve er in 2018 is en dat de jaarrekeningen positief zullen zijn, zou men kunnen besluiten om het nu te onttrekken, het dus te dekken, en binnen een bepaalde termijn zal er dan vanuit de jaarrekeningresultaten geld beschikbaar komen voor kansen. De wethouder verwijst de heer Quaars naar de eerder gedane uitleg over de te volgen systematiek en stelt eveneens vast dat de fractie VVD het behoud van de 14 miljoen verstandig vindt. Het zou zonde zijn om daar nu al de helft van te gebruiken voor iets anders vooral omdat het dan "dood geld" is waar men 4 jaar niet aan kan komen. De afwegingen worden verder steeds opnieuw gemaakt bij de bestuursrapportages en de voorjaarsnota alsmede in de begrotingen van de komende jaren. De heer Quaars blijft van mening dat een deel van die 14 miljoen op dit moment besteed zou kunnen worden. Dat zou dan aan het einde van het jaar kunnen worden aangevuld met de jaarrekening. De wethouder besluit met te zeggen dat hij het beleid zoals hij het zojuist geschetst heeft, financieel verstandig vindt. Hij deelt nogmaals mede daarom het amendement te ontraden. 2e termijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2014 | | pagina 6